ECLI:NL:GHAMS:2017:2376

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-001996-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal en mishandeling met verjaringseffect

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar, dat op 16 oktober 2006 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van een fiets en mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de mishandeling wegens verjaring. De verjaringstermijn voor het tweede feit was verstreken, aangezien de laatste daad van vervolging op 8 november 2006 had plaatsgevonden en de verjaring op 8 november 2012 was ingetreden. Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte de diefstal van de fiets op 26 juni 2006 heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. De straf die door de politierechter was opgelegd, werd aangepast. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar, en oordeelde dat de verdachte schadevergoeding moest betalen aan de benadeelde partij, die € 98,60 bedroeg. De vordering tot schadevergoeding werd toegewezen, en het hof legde ook een maatregel op ter bevordering van de schadevergoeding. De vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen werd nietig verklaard wegens ontbrekende betekeningsstukken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001996-16
Datum uitspraak: 17 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 16 oktober 2006 in de strafzaak onder de parketnummers 14-810297-06 en 14-678479-05 (TUL), 14-625288-05 (TUL), 14-678428-05 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 februari 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 26 juni 2006 te Nieuwe Niedorp, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus, type Weekend), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2:
hij op of omstreeks 30 oktober 2005 te Nieuwe Niedorp, gemeente Niedorp, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde 2] , een of meer ke(e)r(en) op/tegen het gezicht en/of een of meer ke(e)r(en) op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze [benadeelde 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 2

Het hof zal de officier van justitie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging. Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.), het recht op strafvervolging is verjaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De vervolgingsverjaring voor misdrijven als het in eerste aanleg bewezenverklaarde feit 2 bedraagt zes jaren (artikel 70 Sr.) te rekenen vanaf de dag na het begaan van dat misdrijf (artikel 71 Sr.), dan wel vanaf de datum dat de verjaring door een daad van vervolging is gestuit (artikel 72 Sr.). Dat brengt met zich dat het onder 2 ten laste gelegde feit zes jaren na de laatste daad van vervolging is verjaard. Uit het dossier blijkt dat de laatste daad van vervolging op 8 november 2006 heeft plaatsgevonden, omdat op die datum is getracht de mededeling van het verstekvonnis aan de verdachte te betekenen. Vervolgens is pas op 22 mei 2016 opnieuw een poging tot betekening in persoon van de mededeling uitspraak gedaan. Het recht op strafvervolging is daarmee op 8 november 2012 verjaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 juni 2006 te Nieuwe Niedorp, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus, type Weekend), toebehorende aan [benadeelde 1] .
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het stelen van een fiets. Fietsendiefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde personen. De verdachte heeft door zijn handelen laten blijken geen respect te hebben voor persoonlijke eigendommen van anderen.
In dit verband weegt in het nadeel van de verdachte dat uit een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 17 januari 2017 blijkt dat hij eerder onherroepelijk wegens vermogensdelicten is veroordeeld, terwijl de toen opgelegde straffen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk misdrijf.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals toegelicht ter zitting en met name in het tijdverloop, aanleiding om de eis van de advocaat-generaal te volgen. Mede gelet op het feit dat de verdachte zeer recent wederom in aanraking is gekomen met justitie, acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan soortgelijke strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 98,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14-625288-05

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Alkmaar van 21 april 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg nietig verklaren, nu betekeningsstukken ontbreken.

Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14-678428-05

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Alkmaar van 19 september 2005 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg nietig verklaren, nu betekeningsstukken ontbreken.

Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14-678479-05

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Alkmaar van 5 december 2005 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg nietig verklaren, nu betekeningsstukken ontbreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de officier van justitie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 98,60 (achtennegentig euro en zestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 98,60 (achtennegentig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering tenuitvoerlegging

Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg met parketnummer 14-625288-05 nietig.
Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg met parketnummer 14-678428-05 nietig.
Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg met parketnummer 14-678479-05 nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.N. Dalebout en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2017.
Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]