ECLI:NL:GHAMS:2017:2373

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-003380-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met gezamenlijke uitvoering in café

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2015. De verdachte, geboren in 1969, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor diefstal in vereniging. Het hof heeft de zaak behandeld op 3 februari 2017 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf heeft gevorderd als in eerste aanleg was opgelegd. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, maar brengt wijzigingen aan in de bewijsmiddelen.

De zaak betreft een diefstal van een mobiele telefoon in café De Waard te Amsterdam. De verdachte en zijn medeverdachte zijn samen het café binnengekomen en hebben de omgeving in de gaten gehouden. De verdachte heeft zich verdacht gedragen door zich voorover te buigen en de medeverdachte heeft de telefoon van de aangeefster gepakt. De advocaat-generaal heeft betoogd dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, terwijl de raadsvrouw van de verdachte betwist dat er sprake is van medeplegen.

Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de gezamenlijke uitvoering van de diefstal. De bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, ondersteunen de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte bewust hebben samengewerkt. Het hof verwerpt de verweren van de raadsvrouw en bevestigt het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de gewijzigde bewijsmiddelen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003380-15
Datum uitspraak: 17 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-702563-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een wijziging aanbrengt in de gebezigde bewijsmiddelen, inhoudende dat het hof bewijsmiddel 3 aanpast en nieuwe bewijsmiddelen, te weten bewijsmiddel 4 en 5, toevoegt. Voorts completeert het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte vult het hof het vonnis waarvan beroep aan met de navolgende overwegingen.

Wijziging bewijsmiddel 3

Bewijsmiddel 3 (een proces-verbaal van bekijken camerabeelden van 8 augustus 2015) wordt gewijzigd, zodanig dat de zin:
- “ “
ik zie dat zijn aandacht is gericht op iets wat rechts naast de verdachte [verdachte] kennelijk op de grond staat”;
wordt vervangen door:
- “ “
ik zie dat zijn aandacht is gericht op iets rechts naast de verdachte [verdachte]”.
en de zin:
- “ “
Ik zie dat de verdachte [verdachte] voorover buigt naar iets onder de bar en bijna met zijn hoofd op de bar ligt.”
wordt vervangen door:
- “ “
Ik zie dat de verdachte [verdachte] voorover buigt en bijna met zijn hoofd op de bar ligt.”

Aanvulling bewijsmiddelen

4. Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte met nummer PL1300-2015178455-8 van 8 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , doorgenummerde pag. 27-31 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de
medeverdachte [medeverdachte], geboren 29 december 1987, zakelijk weergegeven:
Ik ben vannacht in een club geweest (
het hof begrijpt: café De Waard te Amsterdam). Ik ben een Roemeen tegengekomen. Wij hadden samen wat gedronken. Er kwam een meisje naar mij toe. Dit meisje zei: “je hebt mijn telefoon gepikt”. Later is de mobiele telefoon van het meisje bij mij aangetroffen. Ze pakte haar telefoon uit mijn linker broekzak.
5. De
eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2017, van camerabeelden die gevoegd zijn in het dossier. Deze houdt in:
Aangeefster [aangeefster] zit aan de bar in café De Waard. Op enig moment komen twee mannen, door de politie herkend als de verdachte Iancu en de medeverdachte [medeverdachte] , het café binnen. De verdachte gaat, vanuit de camera bezien, rechts van en dicht naast de aangeefster aan de bar staan en richt zijn blik schuin rechts naar beneden. De medeverdachte [medeverdachte] positioneert zich even later rechts naast de verdachte aan de bar en bekijkt de omgeving terwijl de verdachte zijn blik op de barmedewerker gericht houdt. Vervolgens wisselen de beide verdachten van plaats. De verdachte buigt ver voorover zodat dat hij bijna met zijn hoofd op de bar ligt. De medeverdachte [medeverdachte] verplaatst zich en buigt zich hierbij nog verder naar voren, waardoor hij zich tussen de verdachte en de aangeefster bevindt. De verdachte en de medeverdachte praten kennelijk met elkaar en komen beiden overeind. Een moment later pakt de aangeefster een tasje vanaf de plaats waar de beide verdachten gebukt stonden. Aangeefster zoekt kennelijk in het tasje. Aangeefster zegt duidelijk geagiteerd iets tegen de barman. Dan wordt ze kennelijk boos op [medeverdachte] .

Aanvullende bewijsoverweging

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van de telefoon van aangeefster [aangeefster] . De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden volgt dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. Uit de camerabeelden kan niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. Het proces-verbaal omtrent camerabeelden maakt duidelijk dat de verbalisant met een tunnelblik en speculatief heeft geobserveerd.
Overwegingen van het hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de verdachte en de medeverdachte bij elkaar hoorden en handelden in de gezamenlijke uitvoering van de diefstal van de telefoon van aangeefster [aangeefster] . De bijdrage van de verdachte is daarbij naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht en inwisselbaar met die van de medeverdachte, nu verdachte en zijn medeverdachte samen het café zijn binnengekomen, gezamenlijk aan de bar zijn gaan staan terwijl zij de barmedewerker en de omgeving scherp in het oog hielden, vervolgens van plaats zijn gewisseld, waarna de medeverdachte de verdachte heeft afgeschermd. Bovendien is de telefoon van aangeefster bij de medeverdachte aangetroffen. Nu deze omstandigheden volgen uit zowel de ter terechtzitting getoonde camerabeelden als het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden, is het hof van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de camerabeelden te twijfelen. Van een tunnelblik en speculatieve observatie door de verbalisant is, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, geen sprake. Het hof verwerpt de verweren. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust en nauw hebben samengewerkt bij het plegen van de diefstal en dat zij de diefstal derhalve tezamen en in vereniging hebben gepleegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2017.
Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]