Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
‘in elk geval was de aanbouw van [geïntimeerde] ten tijde van de bouw [van de schuur] al aanwezig’) faalt dat bezwaar, reeds omdat [appellant] zelf te kennen geeft dat niet bekend is en niet meer valt te achterhalen wanneer de schuur is gebouwd. Hij heeft aldus de stelling van [geïntimeerde] dat de schuur van later datum is dan de aanbouw niet voldoende concreet betwist. Samengevat en voor zover in hoger beroep van belang komen de feiten neer op het volgende.
3.Beoordeling
geen onderhoud aan die zijde van de aanbouw kon worden gepleegd’. Uit dit rapport blijkt dat de auteur daarvan, Van den Elshout, ter plaatse onderzoek heeft uitgevoerd op 13 augustus 2013, zodat deze bevinding in het rapport moet zijn gebaseerd op hetgeen hij toen heeft gezien. Voor zover [appellant] heeft gesteld dat [geïntimeerde] de desbetreffende zijkant van de aanbouw door middel van onderhoud tegen weersinvloeden had kunnen beschermen, vindt deze stelling geen steun in het rapport van zijn eigen deskundige. Van den Elshout heeft in zijn brief van 19 juli 2016 (productie 2 bij memorie van grieven) weliswaar geschreven dat onderhoud van de desbetreffende zijde van de aanbouw niet onmogelijk was, omdat beits met bijvoorbeeld een spraylans aan die zijde had kunnen worden aangebracht, maar noch Van den Elshout, noch [appellant] heeft toegelicht hoe deze mededeling van Van den Elshout zich verhoudt tot zijn bijna drie jaar eerder, op 14 november 2013, in zijn rapport genoteerde bevinding naar aanleiding van de op 13 augustus 2013 door hem geconstateerde feitelijke situatie.
‘Mijn aanbouw was er al, toen ik er in 1989 kwam wonen. De keuken zat er toen ook al in. Ik heb wel in de loop der jaren wat kastjes vernieuwd en bovenkastjes aangebracht. Er zat in de buurt van de aanbouw ook een toilet, dat is met de laatste verbouwing verplaatst. Ik heb in de loop der jaren een nieuw dak laten leggen en de vorige buurman schilderde voor mij eens per jaar de zijkant. (…) Toen ik het ontdekte, was het zeker vier jaar geleden dat het hout was geschilderd’.Het proces-verbaal is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld, heeft mr. Gardenbroek bij brief van 8 december 2015 namens [geïntimeerde] onder meer aan de rechtbank laten weten dat in het proces-verbaal abusievelijk staat vermeld dat de buurman de zijkant eens per jaar schilderde en dat dat moet zijn
‘om de paar jaar’. Het hof begrijpt, gelet op het debat van partijen en de context waarin deze verklaring in het proces-verbaal en de brief zijn geschreven, dat [geïntimeerde] met ‘zijkant’ in dit verband heeft bedoeld de buitenkant van de aanbouw, voor zover de buurman daarbij kon. Bij gebreke van een gemotiveerde betwisting door [appellant] van deze verklaring van [geïntimeerde] , gaat het hof ervan uit dat de buitenkant van de aanbouw, voor zover bereikbaar, ongeveer om de vijf jaar werd geschilderd, dan wel gebeitst. Hoewel Van den Elshout in zijn hiervoor genoemde brief van 19 juli 2016 heeft geschreven dat het dak en de niet aan de zijde van de schuur gelegen gevels van de aanbouw in een matige tot slechte staat verkeerden, biedt dit (mede gelet op de omstandigheid dat juistheid van die kwalificatie geenszins kan worden ontleend aan foto 3 bij zijn brief van 24 november 2014), onvoldoende steun voor de stelling van [appellant] dat de tenminste 23 jaar oude aanbouw aan het einde van zijn levensduur was gekomen en op korte termijn door [geïntimeerde] zou zijn vervangen.
‘Ik heb vervolgens het percentage overeenkomend met de grotere afmetingen in rekening gebracht, alsmede een geschatte vermindering voor de matige staat waarin de oorspronkelijke uitbouw verkeerde’.
grief 4heeft [appellant] zich in essentie gekeerd tegen de verwerping door de rechtbank van zijn verweer dat [geïntimeerde] eigen schuld heeft aan de schade, in die mate dat de schade geheel dan wel in overwegende mate voor haar rekening dient te blijven.