Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.SNACKWORLD B.V., h.o.d.n. FHC FORMULEBEHEER,
[ geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
FW: Kassa uidraaien
Bijlage kassa uitdraai jan febr 09.pdf.
Als Bread & Butter formule heeft de zaak in Tiel nu een veel betere toekomst; de omzetten zijn nu hoger.
Dank je wel […] ! Good job!en de suggestie om nog een aantal dingen in te voegen. FHC heeft het ondernemingsplan vervolgens naar de bank gestuurd in het kader van een financieringsaanvraag door [appellanten] In het ondernemingsplan worden onder het kopje “5.3 exploitatiebegroting” de volgende omzetten genoemd:
10[…]
en ook na schriftelijke sommatie nalatig blijft zijn in genoemde artikelen neergelegde verplichtingen na te komen dan wel zich van de daarin verboden handelingen te onthouden, verbeurt de franchisenemer een direct opeisbare boete van € 12.500,-[…]
per overtreding alsmede een direct opeisbare boete van € 500,-[…]
per dag[…].
3.Beoordeling
eerste griefhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de omzetprognose van € 270.000,- in het eerste jaar niet is gebaseerd op gegevens die FHC heeft aangeleverd, maar op cijfers van [appellant sub 1] zelf. De grief faalt reeds nu [appellanten] ter terechtzitting op vragen van het hof hebben geantwoord dat zij dergelijke gegevens inderdaad niet van FHC hebben ontvangen. Uit de feiten (rov. 2.3) volgt ook dat deze van [X] afkomstig zijn. [appellanten] hebben onder grief 1 verder betoogd dat FHC in het ondernemingsplan een fout heeft gemaakt omdat FHC bij de begrote omzet voor jaar 1, dat volgens hen 2009 is, ten onrechte € 270.000,= heeft vermeld. Uit het betoog van [appellant sub 1] in appel maakt het hof op dat dat € 250.000,= had moeten zijn. FHC heeft daarover opgemerkt dat zij in het ondernemingsplan de omzetprognoses van [appellanten] vanaf het volledige eerste jaar heeft opgenomen, en dat was 2010. De omzet die [appellant sub 1] voor 2010 begrootte was € 287.000,=. Dat bedrag heeft FHC, naar eigen zeggen in overleg met en na goedkeuring van [appellant sub 1] , voorzichtigheidshalve aangepast tot € 270.000,=. [appellanten] hebben niet weersproken dat het concept ondernemingsplan aan hen ter goedkeuring is voorgelegd en [appellant sub 1] heeft vervolgens zelf zijn financieringsaanvraag met de bank besproken, zodat zij met deze weergave bekend moeten zijn geweest en daarmee moeten hebben ingestemd. Er kan daarom niet worden geoordeeld dat FHC een fout heeft gemaakt of onzorgvuldig heeft gehandeld. [appellanten] kunnen verder niet worden gevolgd in hun stelling dat de prognose van [appellanten] de prognose van FHC c.s. werd, louter door het initiëren van een verlaging van het door [appellanten] begrote bedrag.
II, III, IV, V en VIbehelzen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat op FHC niet een zorgplicht ten aanzien van de prognose rustte, dat FHC [appellanten] ter wille is geweest door de prognose te beoordelen op haalbaarheid en een bijstelling naar beneden door te voeren, dat [appellanten] geen gegevens voor de inschatting voor een profijtelijke bedrijfsvoering hebben gevraagd aan FHC, dat [appellanten] zelf verantwoordelijk zijn voor de inschatting van de mogelijkheden voor een profijtelijke bedrijfsvoering en dat zij hun berekening zelf hebben opgesteld op basis van de jaarcijfers die [X] heeft aangeleverd. Met een veelheid van argumenten die in wezen in eerste aanleg al aan de orde zijn geweest betogen [appellanten] in de kern dat FHC haar zorgplicht jegens hen heeft verzaakt. Het hof komt echter niet tot andere gezichtspunten dan die van de rechtbank op dit punt (in rechtsoverweging 4.5.) en neemt deze over.
grief VIIbetogen [appellanten] andermaal geen handboek te hebben gehad. FHC heeft dit wederom gemotiveerd betwist. Het hof verwijst allereerst naar hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.9. heeft overwogen en neemt dat over. Het had op de weg van [appellanten] gelegen hun stelling in hoger beroep thans te onderbouwen met schriftelijke stukken, zoals een e-mail, waaruit zou kunnen volgen dat FHC er destijds op is gewezen dat het handboek niet aanwezig was en dat afgifte ervan alsnog werd verlangd. Een dergelijk stuk ontbreekt, zodat de desbetreffende stelling onvoldoende is onderbouwd, nog daargelaten dat onvoldoende is onderbouwd dat FHC in verzuim was met de verstrekking. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een geval als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en sub a BW. De grief slaagt niet.
grief XIvervolgen [appellanten] onder meer met voorbeelden waaruit zou volgen dat begeleiding door FHC ernstig tekort schoot. Het hof is het echter eens met de overwegingen van de rechtbank die in het bestreden vonnis onder 4.8. en 4.10. zijn weergegeven en neemt deze over. De ervaringen van andere franchisenemers staan daar los van, nog daargelaten dat FHC gemotiveerd heeft betwist dat die kwesties identiek zijn en te wijten aan FHC. Ook deze grieven falen.
grieven XIV en XVhebben geen zelfstandige betekenis en falen eveneens.