ECLI:NL:GHAMS:2017:2262

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
200.163.451/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de eigendom en hypotheek van een pand in relatie tot pauliana-zaak

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 23 augustus 2016, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellanten en geïntimeerden over de eigendom van een pand en de mogelijkheid van hypotheekverstrekking door een van de geïntimeerden. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Koekoek, hebben hun eis vermeerderd met kosten die zij hebben gemaakt in verband met eerdere juridische procedures. Het hof heeft overwogen dat de eigendom van het pand aan geïntimeerde 1 is gebleven en dat de andere geïntimeerde, geïntimeerde 3, geen hypotheek kon vestigen. De grieven van de appellanten zijn door het hof verworpen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft overwogen dat de appellanten zich voor hun vordering niet kunnen verhalen op de geïntimeerden. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.163.451/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/210691/HA ZA 14-49
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 juni 2017
inzake

1.[appellante 1] ,

2.
[appellante 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
tevens eisers in het incident ex art. 223 Rv.,
advocaat: mr. J. Koekoek te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
tevens verweersters in het incident ex art. 223 Rv.,
advocaat: mr. A.C. de Kanter te Amersfoort,

3.[geïntimeerde 3]

wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellanten] en respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] . genoemd. Geïntimeerden sub 1 en 2 worden gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden]
Het hof heeft in deze zaak op 23 augustus 2016 een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte naar aanleiding van het tussenarrest tevens houdende vermeerdering van eis zijdens [appellanten] , met een productie;
- akte naar aanleiding van het tussenarrest zijdens [geïntimeerden]
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
In het tussenarrest is samengevat overwogen dat het pand aan [adres] - in de relatie tussen [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] . - verkocht en geleverd bleef aan [geïntimeerde 1] , dat [geïntimeerde 3] ., immers beschikkingsonbevoegd, geen hypotheek op dit (aan [geïntimeerde 1] in eigendom toebehorende) pand kon vestigen en dat [appellanten] daarvan in de onderhavige procedure derhalve ook niet de vernietiging kunnen vorderen.
Partijen zijn vervolgens - nu [appellanten] in de stukken niet en [geïntimeerden] slechts zijdelings zijn ingegaan op dit gevolg van de eerste pauliana-zaak – in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.2
[appellanten] hebben in hun akte naar aanleiding van het tussenarrest een aantal bezwaren aangevoerd tegen de door het hof in het tussenarrest onder 2. als vaststaand aangenomen feiten. In het midden gelaten of [appellanten] in hun akte konden opkomen tegen de feitenvaststelling in het tussenarrest, noopt hetgeen [appellanten] in hun akte hebben aangevoerd niet tot een aanpassing of aanvulling van de in het tussenarrest vastgestelde feiten, zodat in zoverre aan het betoog van [appellanten] voorbij moet worden gegaan.
2.3
[appellanten] hebben in hun akte naar aanleiding van het tussenarrest voorts hun eis vermeerderd met – naar het hof verstaat – de (advocaat)kosten die zij hebben gemaakt in verband met de eerste pauliana-zaak en de (onderhavige) tweede pauliana-zaak. Deze eiswijziging, waartegen [geïntimeerden] zich hebben verzet, moet gelet op het stadium waarin de procedure zich bevindt en de eisen van een goede procesorde worden afgewezen. Ook de in beginsel strakke twee-conclusie regel verzet zich tegen deze eisvermeerdering omdat zich geen nieuwe feiten of andere nieuwe ontwikkelingen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen aandienen. [geïntimeerden] hebben in eerste aanleg – blijkens het tijdens de comparitie van partijen door [geïntimeerden] overgelegde overzicht – immers al verdedigd dat de in de eerste pauliana-zaak uitgesproken vernietiging relatieve werking heeft.
2.4
[appellanten] hebben in hun akte naar aanleiding van het tussenarrest niets aangevoerd dat afdoet aan hetgeen het hof in r.o. 3.4 heeft overwogen. [geïntimeerden] hebben in hun akte naar aanleiding van het tussenarrest hetgeen het hof in het tussenarrest heeft overwogen, onderschreven. Het hof blijft derhalve bij hetgeen in r.o. 3.4 van het tussenarrest is overwogen. [geïntimeerde 1] is eigenaar gebleven van het pand aan [adres] en [geïntimeerde 3] . heeft geen hypotheek op dit pand kunnen vestigen. De grieven 2 tot en met 4 zijn tevergeefs voorgesteld.
2.5
Grief 5, 6 en 7 hebben betrekking op de (beweerde) paulianeuze hypotheekverstrekking en behoeven gezien hetgeen hiervoor is overwogen geen bespreking meer.
De hypotheekverstrekking levert in de gegeven omstandigheden ook geen onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] jegens [appellanten] op. De vorderingen onder 1, 2 en 3 (zie pag. 2 van het tussenarrest) zijn door de rechtbank, zij het op andere gronden, terecht afgewezen.
2.6
De rechtbank heeft op juiste gronden overwogen dat [appellanten] zich voor een vordering op [geïntimeerde 3] . niet kunnen verhalen op [geïntimeerden] Grief 8, waarin tegen dat oordeel wordt opgekomen, faalt eveneens.
2.7
Grief 9 komt op tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat waartoe [geïntimeerde 1] bij arrest van dit hof van 20 september 2011 was veroordeeld. Het hof is van oordeel dat [appellanten] ook in hoger beroep hun schade onvoldoende hebben toelicht om voor toewijzing in aanmerking te komen. [appellanten] hebben onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat en voor welk bedrag zij een hypotheek hebben moeten afsluiten nadat zij een executoriale titel op [geïntimeerde 3] . verkregen, die door de paulianeuze verkoop en levering van het pand aan [adres] niet ten uitvoer kon worden gelegd. Grief 9 faalt eveneens.
2.8
Grief 10 komt op tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde advocaatkosten. Ook in hoger beroep hebben [appellanten] de grondslag van deze vordering onvoldoende toegelicht. De omstandigheid dat partijen buiten rechte geen regeling hebben kunnen treffen of dat [appellanten] zich genoodzaakt zagen de tweede pauliana-zaak te starten, wat daar ook van zij, levert onvoldoende grond op om [geïntimeerden] aansprakelijk te achten voor de werkelijk door [appellanten] gemaakte advocaatkosten. Grief 10 is tevergeefs voorgesteld.
2.9
[geïntimeerden] hebben er in hun akte naar aanleiding van het tussenarrest op gewezen dat – kort gezegd – het kadaster tot nu toe niet bereid is geweest de tenaamstelling van het pand aan [adres] te wijzigen van [geïntimeerde 3] . naar [geïntimeerde 1] Uit hetgeen in het tussenarrest en in het onderhavige arrest is overwogen volgt dat het pand aan [adres] inderdaad eigendom is (gebleven) van [geïntimeerde 1] [geïntimeerden] hebben echter in eerste aanleg geen eis in reconventie met deze strekking ingediend en in hoger beroep zijn zij daartoe niet meer bevoegd. Het hof zal dus niet in het dictum kunnen vaststellen dat [geïntimeerde 1] eigenaar is van dit pand. [geïntimeerden] hebben voorts geen opheffing van het door [appellante 1] in 2006 gelegde pauliana-beslag gevorderd. Het hof kan daarover dus niet oordelen.
Het hof overweegt ten overvloede dat [appellanten] zich ten onrechte op het standpunt lijken te stellen dat zij de schade die mogelijk in de (thans geschorste) schadestaatprocedure (zie 2.13 van het tussenarrest) zal worden toegewezen op het pand aan [adres] kunnen verhalen. Zoals in het tussenarrest is overwogen kunnen [appellanten] verhaal nemen op het pand aan [adres] voor een bedrag ter grootte van hun benadeling, dat wil zeggen de waarde van het pand minus het aan de Rabobank verschuldigde bedrag van € 406.205,48 en de aan de crediteuren Nefit Bunderus B.V. en Timing Uitzendbureau betaalde bedragen van € 10.687,36 respectievelijk € 2.675,67 (zie nota van afrekening van de notaris d.d. 31 januari 2005), waarbij voorts moet worden betrokken dat [geïntimeerde 1] ter voorkoming van de executoriale verkoop van het pand wegens het door [appellanten] gelegde executoriaal beslag reeds een bedrag van tenminste € 87.459,53 (€ 73.755,91 + € 13.703,62) aan [appellanten] heeft voldaan, zodat de vraag is of [appellanten] zich nog voor enig bedrag op het pand kunnen verhalen.
2.1
De slotsom is dat de grieven falen. De gevorderde voorlopige voorzieningen komen niet voor toewijzing in aanmerking. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover jegens [geïntimeerden] gewezen;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 704,- aan verschotten en € 1.341,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, W.A.H. Melissen en D. Knottenbelt en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2017.