ECLI:NL:GHAMS:2017:2243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
23-003648-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een winkeldiefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 september 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor meerdere winkeldiefstallen die plaatsvonden tussen 19 en 27 augustus 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte de diefstal van diverse goederen, waaronder epileerapparaten en een stereotoren, die toebehoorden aan een benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd mee in de strafoplegging. De verdachte had zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, vaak samen met haar echtgenoot, en had waardevolle goederen gestolen, wat leidde tot aanzienlijke schade voor de gedupeerden. Het hof oordeelde dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de omstandigheden en de blanco documentatie van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003648-16
datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-176697-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks het tijdvak van 19 augustus 2016 tot en met 27 augustus 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer epileer apparaten en/of een of meer gasflessen en/of een stereotoren en/of een of meer andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen gelegen in het tijdvak van 19 augustus 2016 tot en met 22 augustus 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een stereotoren en andere goederen toebehorende aan [benadeelde]
en
zij op 25 augustus 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een epileerapparaat en gasflessen toebehorende aan [benadeelde] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen. De verdachte is inmiddels teruggekeerd naar Roemenië. Een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gelet op die situatie, de blanco documentatie van de verdachte en de strafdoelen niet passend. Daarnaast is het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing. Een voorwaardelijke straf in Nederland kan gelden als stok achter de deur. Subsidiair is verzocht om oplegging van een taakstraf. De tenuitvoerlegging daarvan kan worden overgedragen aan Roemenië, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tot vier keer toe en telkens in dezelfde winkel schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, in de meest gevallen samen met haar echtgenoot. Hierbij zijn waardevolle apparaten buitgemaakt, zoals een stereotoren. Zij heeft er aldus de nodige blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van de gedupeerde winkeleigenaar, die zij schade heeft berokkend. Hierop past naar het oordeel van het hof geen andere reactie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd legt in dit licht onvoldoende gewicht in de schaal. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.J.I. de Jong en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.
mr. T. Blom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.