ECLI:NL:GHAMS:2017:2227

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
200.204.431/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens het weigeren van informatie over een nota en de opgelegde maatregel van berisping

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen de oud-notaris, die haar heeft geweigerd nadere informatie te verstrekken over een nota van 29 juli 2014. Klaagster, die gehuwd is geweest met de heer [X], heeft een verdeling van de gezamenlijke bezittingen met hem overeengekomen, waarbij de oud-notaris betrokken was. Na de akte van verdeling heeft klaagster ontdekt dat de gebruikte volmacht niet correct was en dat er onduidelijkheden waren over de in rekening gebrachte kosten. Klaagster heeft de oud-notaris verzocht om uitleg over de nota, maar deze heeft hier niet op gereageerd. De kamer voor het notariaat heeft de klacht gegrond verklaard en de oud-notaris de maatregel van berisping opgelegd. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de oud-notaris niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om op verzoek van een cliënt een duidelijke specificatie van de kosten te geven. Het hof benadrukt dat klaagster als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien zij op basis van een civiel vonnis de helft van de kosten moet betalen. De oud-notaris heeft in hoger beroep onvoldoende bewijs geleverd voor de kosten die hij in rekening heeft gebracht, en het hof oordeelt dat de maatregel van berisping passend is, gezien eerdere waarschuwingen aan de oud-notaris voor zijn communicatiestijl.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.204.431/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/304897 / KL RK 16/66
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 juni 2017
inzake
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats]
appellant,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: [naam] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de oud-notaris) heeft op 29 november 2016 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 2 november 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:50). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) gegrond verklaard en de oud-notaris de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
De oud-notaris heeft op 20 december 2016 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ingediend.
1.3.
Klaagster heeft op 29 december 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Op 3 januari 2017 is van klaagster een volmacht ontvangen.
1.5.
Op 21 maart 2017 is van klaagster een aanvullende productie ontvangen. Hierop heeft het hof per e-mail van 22 maart 2017 aan partijen medegedeeld dat het is toegestaan tot tien kalenderdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling nadere producties in het geding te brengen en dat het hof op de zitting een beslissing zal geven over het al dan niet in behandeling nemen van de in het geding gebrachte productie nu deze productie niet binnen vorenbedoelde termijn bij het hof is ingekomen.
1.6.
Partijen hebben het hof vooraf laten weten niet te zullen verschijnen. Op 30 maart 2017 heeft het hof de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld. Het hof heeft de op 21 maart 2017 van klaagster ontvangen aanvullende productie buiten beschouwing gelaten omdat deze productie niet tijdig is ingediend.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klaagster is gehuwd geweest met de heer [naam] (verder: [X] ). Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden. Klaagster en [X] zijn een verdeling overeengekomen, waarbij onder meer de voormalige echtelijke woning aan [X] is toegedeeld. De oud-notaris heeft op 29 juli 2014 de akte van verdeling verleden.
3.2.2.
Na het passeren van de akte is klaagster gebleken dat geen gebruik is gemaakt van de meest recente door haar ten kantore van de oud-notaris ondertekende machtiging. In de gebruikte volmacht was niet het juiste hypotheekbedrag genoemd en ook bevatte de volmacht onder punt 6 een bepaling die partijen niet met elkaar waren overeengekomen.
3.2.3.
De oud-notaris heeft op 29 juli 2014 een nota aan [X] gezonden. Deze nota vermeldt, voor zover van belang:
“(…)
Werkzaamheden verdeling na 22.03.2013:
akte aanpassen, volmacht en factuur maken, correspondentie advocaat,
aflossing rabobank 375,00
(…)
Extra werkzaamheden inzake volmacht 600,00
(…)”
3.2.4.
De oud-notaris heeft de omissie ten aanzien van de volmacht hersteld door een akte ‘Rectificatie verdeling registergoed’ van 4 augustus 2014. De werkzaamheden met betrekking tot deze akte zijn door de oud-notaris niet gefactureerd.
3.2.5.
De gemachtigde van klaagster heeft bij e-mail van 21 juni 2016 aan de oud-notaris gevraagd informatie te verstrekken over het in rekening gebrachte bedrag van € 600,00. De oud-notaris heeft daarop bij e-mail van 21 juni 2016 geantwoord, voor zover van belang:
“(…) De factuur is gericht aan de heer [X] , in de akte staat dat de kosten voor zijn rekening zijn. Alleen hij kan dus bezwaar maken en dat heeft hij niet gedaan.
Voor de rectificatie n.a.v. een hier gemaakte fout is uiteraard niets berekend.
U kunt, wat mij betreft, het dossier sluiten. (…)”
3.2.6.
In een tweede e-mail van 21 juni 2016 aan de oud-notaris heeft de gemachtigde van klaagster erop gewezen dat het gaat om in rekening gebrachte bedragen die ten laste komen van klaagster. De oud-notaris heeft hierop gereageerd met een e-mail van gelijke datum waarin staat vermeld:
“Ik heb het dossier gesloten.”

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij weigert haar nadere informatie te verstrekken over zijn nota van 29 juli 2014. Volgens klaagster is zij in de procedure ter zake van de verdeling veroordeeld tot betaling van de helft van de kosten van de overdracht van de woning. Naar de mening van klaagster is de post ‘Extra werkzaamheden inzake volmacht’ ten onrechte in de nota opgenomen. Deze extra werkzaamheden zien niet op de akte van rectificatie en het is klaagster niet duidelijk welke extra werkzaamheden daarnaast zijn verricht. Klaagster is van mening dat de oud-notaris haar klacht daarover ten onrechte terzijde heeft gelegd zonder haar de gevraagde informatie te verstrekken.

5.Standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Geschillencommissie Notariaat
6.1.
De oud-notaris volhardt in hoger beroep, zo begrijpt het hof, in zijn stelling dat de klacht slechts aan de Geschillencommissie Notariaat kan worden voorgelegd, omdat het volgens hem een declaratiegeschil betreft.
6.2.
Het hof overweegt dat klaagster niet klaagt over de hoogte van de factuur of de door de oud-notaris gehanteerde tarieven, maar over de weigering van de oud-notaris om een toelichting of een specificatie te verstrekken. Dit gewraakte handelen van de oud-notaris kan in een tuchtprocedure ter beoordeling van de rechter worden voorgelegd. Klaagster is dus ontvankelijk in de klacht.
Belanghebbende
6.3.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat hij niet verplicht was om de factuur aan klaagster te specificeren omdat [X] zijn opdrachtgever was en niet klaagster.
6.4.
Het hof gaat hieraan voorbij. De door de oud-notaris gepasseerde akte van verdeling regelt de rechten en plichten van zowel [X] als klaagster. Dientengevolge diende klaagster op grond van een vonnis van de civiele rechter de helft van de nota van de oud-notaris te betalen. Klaagster kan derhalve als belanghebbende worden aangemerkt. De door de oud-notaris bij zijn aanvullend beroepschrift overgelegde beslissing van de Raad van Discipline is in dit verband niet relevant, nu het daarin gaat om een situatie waarin (het ontbreken van) de verhouding advocaat-cliënt aan de orde is. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Factuur 29 juli 2014
6.5.
De kamer heeft in de bestreden beslissing ten aanzien van de klacht, samengevat, het navolgende overwogen. Door na te laten op het verzoek om uitleg van klaagster inhoudelijk te reageren, is door de oud-notaris niet voldaan aan artikel 55 Wet op het notarisambt waarin is bepaald dat de oud-notaris verplicht is om op verzoek van een cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend. De oud-notaris heeft ten onrechte nagelaten de van hem gevraagde uitleg/specificatie te geven. Klaagster had het recht om te weten waarop de kosten zien. De oud-notaris heeft hierover een onduidelijkheid gecreëerd die hij ook heeft laten voortbestaan door niet ter zitting te verschijnen. De kamer heeft de klacht dan ook gegrond verklaard.
6.6.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer alsmede de gronden waarop dit oordeel berust en neemt dit oordeel over. Het hof voegt hieraan het volgende toe. De oud-notaris heeft in hoger beroep een urenstaat overgelegd, gedateerd 24 november 2016. Aangezien uit dit stuk niet althans onvoldoende blijkt hoe de post ‘Extra werkzaamheden inzake volmacht’ van de factuur van 29 juli 2014 is opgebouwd, terwijl de oud-notaris ook geen verdere uitleg heeft gegeven, leidt dit niet tot een andere conclusie.
Maatregel
6.7.
Het hof acht, evenals de kamer, de maatregel van berisping op zijn plaats. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat aan de oud-notaris eerder waarschuwingen zijn opgelegd voor zijn wijze van (niet) communiceren en dat hij daaruit blijkbaar onvoldoende lering heeft getrokken, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.
Conclusie
6.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de kamer zal worden bevestigd.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.R. Sturhoofd en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2017 door de rolraadsheer.