ECLI:NL:GHAMS:2017:2203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-001344-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging zware mishandeling en veroordeling voor beroving van toeristen in het Vondelpark

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en beroving van toeristen in het Vondelpark. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte had op 16 januari 2015 in een penitentiaire inrichting heet water over een werkmeester gegooid, maar het hof kon niet vaststellen dat hij wist dat het water zo heet was, waardoor de vrijspraak volgde.

Wat betreft de beroving in zaak A, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte op 8 augustus 2015 in het Vondelpark met geweld geld heeft afhandig gemaakt van toeristen. De verdachte heeft hen bedreigd met een mes en hen gedwongen tot afgifte van hun geld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, wat ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers en de samenleving. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafmaat. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 10 maanden, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001344-16
datum uitspraak: 11 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-741166-15 (zaak A) en 13-746063-15 (zaak B), alsmede 13-654034-14 (TUL) tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
[adres]
[detentie]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-741166-15)hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg het Vondelpark, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) van (totaal) (ongeveer) 300 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer 3] de weg heeft geblokkeerd en/of voornoemde [slachtoffer 3] heeft tegengehouden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gewezen en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "je hebt 10 seconden om je geld te geven", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 08 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg het Vondelpark, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) van (totaal) ongeveer 300 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte,
- voornoemde [slachtoffer 3] de weg heeft geblokkeerd en/of voornoemde [slachtoffer 3] heeft tegengehouden en/of –
een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gewezen en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (daarbij) de woorden heeft toegvoegd: "je hebt 10 seconden om je geld te geven", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
Zaak B (parketnummer 13-746063-15)1. primair:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [werkmeester in PI] werkmeester in Penitentiaire inrichting) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel diverse eerste en tweede graads brandwonden, heeft toegebracht, door voornoemde [werkmeester in PI] met dat opzet een of meer hoeveelhe(i)d(en) kokend en/of heet water, in elk geval een kokende en/of hete vloeistof over/tegen het lichaam van voornoemde [werkmeester in PI] te gooien en/of te werpen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [werkmeester in PI] (werkmeester in een Penitentiaire inrichting) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meer hoeveelhe(i)d(en) kokend en/of heet water, in elk geval een kokende en/of hete vloeistof over/tegen het lichaam van voornoemde [werkmeester in PI] heeft gegooid en/of heeft geworpen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [werkmeester in PI] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het gooien en/of werpen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) kokend en/of heet water, in elk geval een kokende en/of hete vloeistof tegen het lichaam van voornoemde [werkmeester in PI] , tengevolge waarvan voornoemde [werkmeester in PI] zwaar lichamelijk letsel (diverse eerste en tweede graads brandwonden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 4]
heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het gooien en/of werpen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) kokend en/of heet water, in elk geval een kokende en/of hete vloeistof, over/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel (diverse brandwonden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraken (zaak B)

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde in zaak B overeenkomstig het vonnis van de rechtbank kan worden bewezen verklaard. Daarbij heeft zij aangevoerd dat het water dat de verdachte heeft gegooid gelet op de daardoor ontstane verwondingen zeer heet moet zijn geweest. Daarom is onaannemelijk dat de verdachte dit niet door heeft gehad. Aldus heeft hij minstgenomen met voorwaardelijk opzet gehandeld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde bepleit. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte, zoals hij ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft volgehouden, niet wist dat er heet water in de maatbeker zat. Hij heeft dus geen opzet gehad om iemand te mishandelen. Ook is er geen sprake van voorwaardelijk opzet.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vast staat dat de verdachte op 16 januari 2015 te Amsterdam, in een penitentiaire inrichting een maatbeker heeft gepakt en het water dat zich daarin bevond over [werkmeester in PI] heeft gegooid, waarbij ook [slachtoffer 4] is geraakt. Het water heeft bij beiden brandwonden veroorzaakt. Dat het niet anders kan dan dat de verdachte heeft geweten dat er zeer heet water in de maatbeker zat waarvan hij de inhoud over respectievelijk op [werkmeester in PI] en [slachtoffer 4] heeft gegooid, althans dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit water zo heet was, laat zich aan de hand van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen. In het dossier bevinden zich slechts de verklaringen die de verdachte en de beide aangevers over het incident hebben afgelegd, alsmede enige informatie over het letsel van aangever [werkmeester in PI] . Informatie aan de hand waarvan deze verklaringen beoordeeld kunnen worden, zoals betreffende de omvang en de inrichting van de ruimte waarin het incident heeft plaatsgevonden alsmede over de afstand die de verdachte met de maatbeker heeft afgelegd, ontbreekt.
Dit leidt ertoe dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het mishandelen of toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak B onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 augustus 2015 te Amsterdam op de openbare weg, het Vondelpark, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen van in totaal ongeveer 300 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte
- een mes aan voornoemde [slachtoffer 3] heeft voorgehouden en daarmee in de richting van [slachtoffer 3] heeft gewezen en
- voornoemde [slachtoffer 3] daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Je hebt 10 seconden om je geld te geven", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking.
Hetgeen in zaak A meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, eerste alternatief, en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden (meldplicht en houden aan aanwijzingen en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang). Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, eerste alternatief, en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal afwijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal beslissingen conform die van de rechtbank gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een beroving van toeristen in het Vondelpark in Amsterdam. De verdachte heeft toeristen onder bedreiging met geweld de inhoud van hun portemonnee afhandig gemaakt. Feiten als het onderhavige veroorzaken bij uitstek gevoelens van onrust en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers zelf maar ook in de samenleving. Dergelijke feiten kunnen, naar de ervaring leert, langdurig nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers met zich brengen. Bovendien kan een dergelijk voorval bij toeristen het beeld dat Amsterdam een onveilige stad is oproepen en versterken. Ten slotte rekent het hof het de verdachte zeer aan dat hij zich kennelijk enkel uit winstbejag schuldig heeft gemaakt aan het bewezen verklaarde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2017 is de verdachte meermalen eerder strafrechtelijk ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen ten nadele van de verdachte meeweegt bij de straftoemeting.
Het hof heeft voorts acht geslagen op diverse rapporten betreffende de persoon van de verdachte, in het bijzonder de psychologische en psychiatrische pro justitia rapporten van 18 maart 2016. In beide rapporten wordt geconcludeerd dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Het hof neemt deze conclusie over. Ook houdt het hof rekening met het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 17 november 2016, alsmede met hetgeen door reclasseringswerker [reclasseringswerker] ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. Dat komt erop neer dat oplegging van de ISD-maatregel te prefereren zou zijn, maar dat wegens twijfel over de vraag of de verdachte voldoet aan de wettelijke criteria daarvoor, in deze zaak de oplegging van die maatregel niet geboden is. Geadviseerd wordt een zodanige straf op te leggen dat een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt voorkomen tussen detentie en de eventueel op te leggen ISD-maatregel, die nu de inzet vormt van een bij de rechtbank Amsterdam tegen de verdachte aanhangige nieuwe strafzaak.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf ook gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin bij straatroof in geval van recidive een gevangenisstraf van acht maanden wordt genoemd, met dien verstande dat het gebruik van een wapen daarbij nog een strafverhogende factor kan zijn en hier bovendien sprake is van twee verschillende slachtoffers die zijn bedreigd en van wie geld afhandig is gemaakt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het in zaak A ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het in beslag genomen aardappelschilmesje, dat derhalve op grond van artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht vatbaar is voor verbeurdverklaring.
Daarnaast gelast het hof de teruggave van de onder de verdachte in beslaggenomen geldbedragen aan de rechtmatige eigenaren van het geld, te weten de aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in de onderhavige zaak A.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Amsterdam van 28 mei 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot afwijzing van de vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een aardappelschilmesje.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 3] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 60,- euro.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 240,- euro.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 28 mei 2014, parketnummer 13-654034-14, te weten: een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2017.
=========================================================================
[…]