ECLI:NL:GHAMS:2017:219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
23-003820-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens cocaïnebezit met onduidelijke eigendom van de sweater

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 24,97 gram cocaïne op 8 juni 2014 te Duivendrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam met betrekking tot de bewijsvraag. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot zes maanden gevangenisstraf.

Het hof oordeelde echter dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de gesloten zakken van een sweater die in een geleende auto lag. Er was onduidelijkheid over de eigendom van de sweater, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldigingen.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier aanwezig was. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken tijdens de zitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-003820-15
datum uitspraak: 25 januari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/181632-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2016, 14 december 2016 en 11 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 8 juni 2014, te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 24,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte ervan op de hoogte was dat zich in de gesloten zakken van een sweater die op de achterbank lag van de door hem bestuurde, maar van een ander geleende personenauto, pakketjes met daarin cocaïne bevonden. In het bijzonder is daarbij in aanmerking genomen dat onopgehelderd is gebleven of de sweater van de verdachte was. Gelet hierop is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan hem is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Hetgeen de raadsman verder omtrent het bewijs naar voren heeft gebracht, behoeft bij die stand van zaken geen bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 januari 2017.