7.22U geeft bij het begin van de huurovereenkomst naar waarheid aan ons op wie er tot uw huishouding behoort. Als daar iets in verandert geeft u dit schriftelijk aan ons door.”
c. Bij e-mail van 19 september 2013 heeft het Zoeklicht Meldpunt een zoeklicht melding gestuurd betreffende het adres van het gehuurde, met het verzoek deze in behandeling te nemen. Volgens dit meldpunt stonden zes personen ingeschreven op het adres van het gehuurde, waaronder [appellant sub 2] , de broer en [B] .
d. Op 4 februari 2015 stonden er op het adres van het gehuurde acht personen ingeschreven. Naar aanleiding hiervan heeft [X] , medewerker van Stadgenoot, op 10 februari 2015 het gehuurde bezocht. Van dat bezoek heeft [X] verslag gedaan in een brief van 24 februari 2015 gericht aan [appellant sub 2] . Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“Wat opviel was dat er in de woonkamer een muur was geplaatst waardoor er een extra slaapkamer is gecreëerd. Door deze aanpassing is er geen woonkamer meer. De woning bestaat nu slechts uit vier slaapkamers die allemaal op slot kunnen. Door deze aanpassingen kunnen de bewoners gescheiden leven waardoor de bewoning een pensionachtig karakter heeft gekregen. De slaapkamers aan de straatkant worden verhuurd voor respectievelijk € 300,- en € 400,- per maand. Dit is mij verteld door de heer [D] en mevrouw [B] die beide een kamer huren. De gesprekken hebben afzonderlijk in de slaapkamers plaatsgevonden.
Bovenstaande is in strijd met de voorwaarden uit de huurovereenkomst. U bent daarom verplicht om de huurovereenkomst op te zeggen, maar u hebt dat nog niet gedaan. Met deze brief verzoeken wij u dringend om de huurovereenkomst op korte termijn op te zeggen. Daarnaast wijzen wij u op uw overige verplichtingen.”
e. Per 23 februari 2015 zijn twee van de acht personen uitgeschreven van het gehuurde.
f. Bij brief van 26 mei 2015 heeft [Y] , bedrijfsjurist, namens Stadgenoot [appellant sub 2] het volgende bericht:
“Na een melding van de Dienst Basis Informatie over een grote hoeveelheid personen die zich op de woning aan de [adres] hebben ingeschreven, zijn wij bij u op 10 februari jl. op huisbezoek geweest. Tijdens dat huisbezoek zagen wij dat elke slaapkamer afzonderlijk afgesloten kon worden en dat u in de woonkamer ook een muur hebt geplaatst waardoor er nog een slaapkamer is gecreëerd. In totaal bestaat de woning nu uit 5 afzonderlijke slaapkamers. U verhuurt deze slaapkamers aan 6 verschillende personen die hier € 300,- tot € 400,- voor betalen. (…) Het is ingevolge artikel 7.15 van de algemene voorwaarden behorende bij uw huurovereenkomst namelijk niet toegestaan om uw woning geheel of gedeeltelijk onder te verhuren dan wel in gebruik te geven aan derden. Daarnaast verdient u flink aan de verhuur van de ruimten (…).
Door het niet nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst pleegt u wanprestatie welke een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Echter, een huuropzegging hebben wij nog niet van u mogen ontvangen. In dat kader zullen wij op korte termijn nog eens bij u langskomen om één en ander door te spreken.”
g. In een e-mail van [Y] van 15 juni 2015 is het volgende met betrekking tot het gehuurde vermeld:
“Huurder belde (…) om mij te laten weten dat hij al zijn huurders zal laten weten dat zij moeten vertrekken. Hij belt mij volgende week om te laten weten of zij dat ook zullen doen. Termijn is max 2 maanden. Wanneer ik hem volgende week spreek maak ik een afspraak om te controleren.De mensen in zijn woning zouden niets betalen en alleen hebben verklaard dit wel toe doen tegen [X] omdat zij dachten dat hij dan een ander huis voor hen zou regelen. Huurder vroeg zich af wat te doen als de bewoners niet vertrekken. Ik heb hem aangeraden met zijn advocaat te gaan praten dan.”
h. Bij brief van 22 oktober 2015 heeft de gemachtigde van Stadgenoot [appellant sub 2] medegedeeld dat geconstateerd is dat [appellant sub 2] de woning onrechtmatig aan derden in gebruik heeft gegeven c.q. heeft onderverhuurd, hetgeen in strijd is met de wet en met de bepalingen van het huurcontract. Daarbij is medegedeeld dat Stadgenoot niet bereid is de huurovereenkomst nog langer voort te zetten. Indien [appellant sub 2] de huurovereenkomst niet opzegt, de woning ontruimt en de sleutels inlevert, zal Stadgenoot overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen.
i. Bij brief van eveneens 22 oktober 2015 heeft de gemachtigde van Stadgenoot de broer, [B] , [appellante sub 1] , [C] en [D] gesommeerd het gehuurde te verlaten.
j. Bij dagvaarding van 1 juni 2016 hebben [appellant sub 2] en [appellante sub 1] Stadgenoot betrokken in een executiegeschil en gevorderd Stadgenoot te verbieden tot tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis over te gaan. Stadgenoot heeft de ontruiming doorgehaald en het executiegeschil is niet voortgezet.
k. Bij dagvaarding van 21 juni 2016 heeft Stadgenoot [appellante sub 1] gedagvaard en gevorderd dat [appellante sub 1] , in haar hoedanigheid van medehuurster, zal worden veroordeeld tot ontruiming. Dit heeft geleid tot het vonnis van 4 augustus 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam waarin [appellante sub 1] is veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en het ter beschikking van Stadgenoot te stellen.
l. Op 15 augustus 2016 is het gehuurde ontruimd.
m. Sinds 14 oktober 2016 wordt het gehuurde verhuurd aan derden.
n. Bij brief van 16 november 2016 heeft de gemachtigde van Stadgenoot de huurovereenkomst vernietigd op grond van bedrog, uitsluitend voor het geval in hoger beroep zou komen vast te staan dat de huurovereenkomst ten onrechte ontbonden zou zijn dan wel nog zou blijven bestaan ten aanzien van [appellante sub 1] .
o. Op 30 oktober 2014 zijn [appellant sub 2] en [appellante sub 1] een geregistreerd partnerschap aangegaan.