Uitspraak
mr. R.A. Korverte Amsterdam,
mr. A.M. van der Vliette Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
b. Had het verschil voor de te kiezen aanpak gemaakt als WSSjbjr de onder a. verwoorde vraag vanaf aanvang van haar uitvoering van de ondertoezichtstelling en vervolgens bij iedere (op zijn minst jaarlijkse) evaluatie was blijven stellen?
c. Is naar uw deskundig oordeel het door WSSjbjr in de loop der jaren gekozen hulpverleningsbeleid bestendig? Zo ja, kunt u uiteenzetten, waarin die bestendigheid schuilt? Zo neen, kunt u uiteenzetten, waarin het gebrek aan bestendigheid schuilt en kunt u aangeven welk(e) redelijk(e) alternatief (alternatieven) WSSjbjr toentertijd ten dienste stond(en) en wat, naar redelijkerwijs valt aan te nemen, de gevolgen zijn geweest voor [X] van het niet-toepassen van dat alternatief of die alternatieven?
d. Passen de plaatsen waar WSSjbjr [X] heeft doen opgroeien bij zijn beperkingen en mogelijkheden?
e. Passen de plaatsen waar WSSjbjr [X] heeft doen scholen bij zijn beperkingen en mogelijkheden?
f. Valt de afweging die WSSjbjr ertoe heeft gebracht om [X] te laten opgroeien tussen kinderen met beperkter verstandelijke vermogens naar uw deskundig inzicht te billijken met het oog op zijn (gedrags-)problematiek? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
g. Ingeval van een ontkennende beantwoording van de onder d., e. en f. geformuleerde vragen: was of waren er toentertijd redelijke alternatieven waarvoor WSSjbjr had kunnen kiezen? Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn geweest voor [X] van het niet-toepassen van dat alternatief of die alternatieven?
h. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
prof. dr. G.J.J.M. Stams, orthopedagoog.