ECLI:NL:GHAMS:2017:203
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder inzake de vaststelling van de beslagvrije voet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de vaststelling van de beslagvrije voet van de klager, die in de periode van 22 augustus 2014 tot en met 10 september 2014 executoriaal derdenbeslag heeft laten leggen. De gerechtsdeurwaarder had de beslagvrije voet aanvankelijk op nihil gesteld, wat in strijd bleek te zijn met de wet. De klager, die alimentatie verschuldigd was, heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om rekening te houden met zijn financiële situatie, maar de gerechtsdeurwaarder heeft hier te laat op gereageerd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de beslagvrije voet niet tijdig vast te stellen en niet adequaat te reageren op verzoeken van de klager. Het hof heeft twee van de drie klachtonderdelen gegrond verklaard en legde de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op, terwijl de eerder opgelegde geldboete van € 1.000,- werd vernietigd. De beslissing van de kamer werd geheel vernietigd en het hof heeft opnieuw beslist over de klacht.