ECLI:NL:GHAMS:2017:2026
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erkenning van Pakistaanse huwelijksontbinding en rechtsmacht van de Nederlandse rechter
In deze zaak gaat het om de erkenning van een Pakistaanse huwelijksontbinding, ook wel 'talaq' genoemd, en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter om hierover te oordelen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in 2016 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de Nederlandse rechter onbevoegd werd verklaard om te beslissen over het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat er een eerdere echtscheiding in Pakistan had plaatsgevonden, die volgens haar voor erkenning in aanmerking kwam.
Het hof heeft de zaak op 30 mei 2017 behandeld. De vrouw betwistte de geldigheid van de Pakistaanse echtscheiding en stelde dat zij niet op de hoogte was van enige procedure in Pakistan. De man had een 'Divorce Registration Certificate' overgelegd, maar de vrouw betwistte de echtheid hiervan. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen, omdat beide partijen ten tijde van de indiening in Nederland verbleven. Het hof concludeerde dat de rechtbank ten onrechte de Nederlandse rechter onbevoegd had verklaard en dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden.
Het hof verwees de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere afdoening, waarbij het hof geen inhoudelijk oordeel kon geven over de verzochte nevenvoorzieningen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van rechtsmacht en de voorwaarden voor erkenning van buitenlandse huwelijksontbindingen in Nederland.