ECLI:NL:GHAMS:2017:2019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
200.195.662/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling na beëindiging ouderlijk gezag met voorwaarden voor pleegouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een omgangsregeling tussen een moeder en haar kinderen na de beëindiging van het ouderlijk gezag. De gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) had in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling waarbij de moeder eenmaal per veertien dagen op zondag omgang zou hebben met haar kinderen, met aanvullende voorwaarden. De moeder had eerder een omgangsregeling aangevraagd bij de rechtbank, die was goedgekeurd, maar de GI was het daar niet mee eens en vroeg vernietiging van die beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2017 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de GI, de moeder, de pleegouders en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof constateerde dat partijen het eens waren over de omgangsregeling zelf, maar verdeeld waren over de voorwaarden die de GI aan de omgangsregeling wilde verbinden. Het hof heeft de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om in overleg te treden over de voorwaarden.

Na verdere correspondentie tussen de partijen, heeft het hof vastgesteld dat de GI een omgangsregeling voorstelde die in het belang van de kinderen was. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de door de GI voorgestelde omgangsregeling vastgesteld, maar oordeelde dat de voorwaarden die de GI aan de omgangsregeling wilde verbinden, niet konden worden opgelegd. Het hof benadrukte dat de voorwaarden geen rechtstreekse relatie hadden met de omgang zelf en dat artikel 1:377a BW geen grondslag bood voor het verbinden van dergelijke voorwaarden aan de omgangsregeling. De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de moeder eenmaal per twee weken op zondag van 10:00 uur tot 17:00 uur omgang had met haar kinderen, met een overnachting eenmaal per zes weken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.195.662 /01
Zaaknummer rechtbank: C/15/229141 JU RK 15-1246
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 mei 2017 inzake
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Haarlem,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.F.P. Scheele te Rotterdam,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • [de vader] (verder te noemen: de vader);
  • [pleegmoeder] en [pleegvader] (verder te noemen: de pleegouders), met hun advocaat: mr. R. Heemskerk te Den Haag.
De moeder en de vader worden hierna gezamenlijk aangeduid als: de ouders
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 20 april 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De GI is op 19 juli 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 april 2016 met het bovengenoemde kenmerk.
2.2
De moeder heeft op 1 september 2016 een verweerschrift ingediend.
2.3
De grootouders hebben op 31 augustus 2016 een verweerschrift ingediend.
2.4
[kind a] heeft zijn mening per brief kenbaar gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 26 januari 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de GI, vertegenwoordigd door twee gezinsmanagers;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen.
2.6
Het hof heeft de zaak na de mondelinge behandeling op verzoek van partijen pro forma aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te treden omtrent de (nadere invulling van de) omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen.
2.7
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de GI van 24 maart 2017, ingekomen op 27 maart 2017;
- een fax van de zijde van de moeder van 28 maart 2017, ingekomen op 28 maart 2017;
- een fax van de zijde van de pleegouders van 4 april 2017, ingekomen op 4 april 2017.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de ouders zijn geboren:
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2004, te Heemskerk;
- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2006, te Beverwijk.
De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 19 mei 2009 zijn [kind a] en [kind b] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd. In het kader van de ondertoezichtstelling is bij de beschikking van 19 mei 2009 een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind a] en [kind b] in het pleeggezin van de grootouders (vz) verleend. De kinderen wonen vanaf laatstgenoemde datum in dit pleeggezin.
3.3
De ouders oefenden gezamenlijk het gezag uit over [kind a] en de moeder oefende van rechtswege (alleen) het gezag uit over [kind b] . Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van (eveneens) 20 april 2016 is het gezag van de ouders over [kind a] en is het gezag van de moeder over [kind b] beëindigd. De voogdij wordt sindsdien uitgevoerd door de GI.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de moeder een omgangsregeling vastgesteld tussen de kinderen en de moeder waarbij de moeder iedere vrijdag omgang heeft met [kind b] van 13.00 tot 17.00 uur en waarbij [kind a] om 14.00 uur na zijn fysiotherapie zal aansluiten. Voorts is bepaald - kort samengevat - dat de kinderen eenmaal per zes weken aansluitend van vrijdag tot zaterdagochtend 10.00 uur zullen overnachten bij de moeder.
4.2
De GI verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en op grond van artikel 1:377a BW een omgangsregeling tussen de moeder en de beide kinderen te bepalen van een keer per veertien dagen gedurende vier uren op zondag, dan wel een regeling te bepalen als het hof juist acht en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder verweert zich en verzoekt primair de bestreden beschikking in stand te laten en subsidiair eenzelfde omgangsregeling vast te stellen op grond van artikel 1:377a BW, dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.4
De grootouders verweren zich eveneens en verzoeken het hof om de beschikking te vernietigen en een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen te bepalen van eenmaal per veertien dagen, gedurende vier uren op zondag en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof heeft de zaak, na de mondelinge behandeling op 26 januari 2017, op verzoek van partijen aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te treden over een nadere invulling van de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen. Het hof constateert op grond van de inhoud van de onder 2.7 genoemde brieven, dat partijen niet langer verdeeld zijn over de omgangsregeling op zichzelf, doch slechts over de daaraan door de GI te verbinden voorwaarden.
5.2
De GI heeft bij de onder 2.7 genoemde brief verzocht om een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen van eenmaal per twee weken een zondag van 10:00 uur tot 17:00 uur en eenmaal per zes weken, in het derde omgangsweekend, in plaats van alleen op zondag, een regeling vast te stellen met overnachting van zaterdag 15:00 uur tot zondag 16:30 uur. De voorwaarden die de GI hieraan wenst te verbinden zijn de volgende:
- De moeder is verplicht in het bijzijn van de pleegouders tweemaal per jaar de evaluaties van Kenter pleegzorg over de voortgang bij te wonen;
- De moeder dient hulpverlening van het SIG als back-up te hebben in verband met het gedrag van de jongens en de begeleiding daarvan zodat de moeder ondersteuning heeft bij haar opvoedvragen;
- De communicatie tussen de moeder en de pleegouders dient te worden verbeterd. De moeder dient de pleegouders op zondagavond na een omgangsmoment per e-mail te informeren over het verloop van de omgang conform het format opgesteld door de voogd en de pleegzorg. De pleegouders dienen voorts ook te melden hoe de kinderen thuis zijn gekomen en wat ze zien. Ook dienen de pleegouders de moeder te informeren als er bijzonderheden zijn alvorens een bezoek plaatsvindt. De voogd en pleegzorg worden middels cc opgenomen in de e-mails;
- De moeder heeft geen ruzies meer met de buren c.q. buurvrouw in het bijzijn van de kinderen;
- De kinderen slapen bij de moeder in hun eigen slaapkamer en bed;
- Verjaardagen worden gevierd tijdens de bezoeken;
- Als het pleeggezin op vakantie is met de kinderen, kan geen omgang plaatsvinden en komen de vastgestelde dagen te vervallen;
- Mochten de kinderen door omstandigheden in een ander(e) pleeggezin of instelling worden geplaatst, dan zal er een nieuwe omgangsregeling worden vastgesteld en zal gekeken worden naar de omstandigheden.
5.3
Namens de moeder is bij de onder 2.7 genoemde brief uiteengezet dat ze akkoord gaat met de door de GI voorgestelde omgangsregeling. Zij is het echter niet eens met een aantal van de gestelde voorwaarden. De moeder acht de voorwaarde van de begeleiding van het SIG niet noodzakelijk nu hieraan kosten verbonden zijn. Zij geeft dit geld liever aan de kinderen uit. Daarnaast kan de moeder zich niet vinden in de voorwaarde die de GI stelt ten aanzien van de (zomer)vakantie. De moeder verzoekt het hof deze voorwaarde af te wijzen en te beschikken dat de periode van de zomervakantie waarin de moeder de kinderen niet ziet, moet worden ingehaald in de rest van het jaar met vier extra overnachtingen.
5.4
De pleegouders hebben bij hun onder 2.7 genoemde brief meegedeeld dat zij akkoord gaan met het voorstel van de GI. De pleegouders willen echter graag dat aan de voorwaarden wordt toegevoegd dat wordt bepaald dat de twee honden van de moeder gedurende de bezoeken van de kinderen tijdelijk elders verblijven omdat [kind b] allergisch is. De pleegouders zijn het niet eens met de door de moeder voorgestelde voorwaarde ten aanzien van de zomervakantie.
5.5
Het hof stelt vast dat partijen het eens zijn geworden over de nadere invulling van de omgangsregeling. Hetgeen hen verdeeld houdt zijn enkele door de GI in dit verband gestelde voorwaarden. Het hof acht de door de GI verzochte omgangsregeling in het belang van de kinderen. Het hof zal de beschikking van de rechtbank dan ook vernietigen en de door de GI verzochte omgangsregeling, zoals onder overweging 5.2 weergegeven vaststellen.
Ten aanzien van de door de GI aan deze omgangsregeling verbonden voorwaarden overweegt het hof als volgt. Deze voorwaarden hebben geen rechtstreekse relatie met de omgang zelf, zoals gebruikelijke voorwaarden met betrekking tot aanvangs- en eindtijden van de omgang of begeleiding bij de omgangsregeling. Voorwaarden als het verbod om ruzie te maken met de buurvrouw in het bijzijn van de kinderen of het in de eigen slaapkamer en het eigen bed slapen van de kinderen bij de moeder dienen niet tot effectuering van de omgang zelf. Artikel 1:377a BW biedt dan ook geen grondslag voor het verbinden van voorwaarden als hier aan de orde aan de omgangsregeling. Ook anderszins is er geen grondslag voor dergelijke voorwaarden. Het staat het hof daarom niet vrij de voorwaarden die de GI stelt te verbinden aan de omgangsregeling.
Ten overvloede overweegt het hof als volgt. Voor wat betreft de niet door de moeder bestreden voorwaarden, gaat het hof ervan uit dat tussen partijen daarover kennelijk geen geschil bestaat. Voor wat betreft de overige (twee) voorwaarden geldt het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de moeder onder begeleiding van het SIG vooruitgang heeft laten zien in de manier waarop zij met [kind b] en [kind a] omgaat. De moeder kan tevens bij het SIG terecht met haar opvoedkundige vragen en het SIG biedt haar, waar nodig, begeleiding en ondersteuning. Nu de begeleiding van het SIG in het belang van de kinderen is, acht het hof deze voorwaarde passend. Het hof acht de door de moeder voorgestelde compensatieregeling ten aanzien van de zomervakantie niet in het belang van de kinderen. De kinderen hebben behoefte aan regelmaat en structuur. De door de moeder verzochte compensatieregeling zorgt voor een doorbreking van deze regelmaat en is daarmee naar het oordeel van het hof niet in het belang van de kinderen. Dat neemt niet weg dat extra omgangsmomenten uiteraard wel mogelijk zijn wanneer partijen daarover in onderling overleg overeenstemming kunnen bereiken. Het hof vertrouwt erop dat de moeder zich (ook) aan deze beide voorwaarden zal houden. Het staat het hof echter niet vrij deze voorwaarden in het kader van de omgangsregeling op de voet van art. 1:377a BW op te leggen. Het voorgaande leidt er toe dat het hof de beschikking van de rechtbank zal vernietigen en de door de GI verzochte omgangsregeling zal vaststellen.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vast van eenmaal per twee weken op zondag van 10:00 uur tot 17:00 uur waarbij de kinderen eenmaal per zes weken, in het derde omgangsweekend, een nachtje bij de moeder zullen overnachten en in plaats van alleen op de zondag, omgang zullen hebben van zaterdag 15:00 uur tot zondag 16:30 uur;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. A.N. van de Beek en mr. S.F.M. Wortmann, bijgestaan door mr. N. Groen als griffier en is op 30 mei 2017 in het openbaar uitgesproken.