Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief 4houdt hiermee verband en houdt in dat partijen, in tegenstelling tot het oordeel van de rechtbank, destijds (bij het treffen van de schikking in het eerdere geschil) wel degelijk bedoeld hebben elkaar ter zake van alle mogelijke aanspraken met betrekking tot het gebouw, ook voor de toekomst en kennelijk dus ook voor het onderhavige geschil, finale kwijting te verlenen.
grieven 2, 5, 6 en 8hebben betrekking op de vraag wanneer scheurvorming in de zuidgevel zichtbaar was en of [Y] tijdig heeft geklaagd. Volgens [X] was er al scheurvorming in die gevel zichtbaar vanaf begin 2012, althans in 2012, en was die dus bekend bij [Y] . Dat blijkt volgens [X] uit een brief van Boorsma aan Hoekstra van 14 juni 2013, waarin Boorsma over de zuidgevel schrijft:
“De constructie heeft de aanstaande bezwijking van te voren zelf kenbaar gemaakt door grote vervorming in het metselwerk ca. reeds zichtbaar te maken. Hieraan is vooraf onvoldoende aandacht besteed door de deskundigen van de Grontmij, terwijl Hoekstra Vastgoed hierop zeker van af 2012/2013 al lang op had aangedrongen.”
grief 9werpt [X] op dat [Y] is onderverzekerd omdat de verzekeraar van [Y] een bedrag van € 70.742,05 aan haar heeft uitgekeerd en er sprake is van een bouwkundig gebrek. Het lijkt er volgens [X] op dat de schade als gevolg van een bouwkundig gebrek dus wel verzekerd is maar dat de polis een hogere uitkering niet toestond, hetgeen duidt op onderverzekering, die voor rekening en risico komt voor [Y] . Deze grief miskent dat voor de aansprakelijkheid van [X] de verzekering van [Y] niet van belang is, nog daargelaten dat de bewuste polis alsnog door [Y] in het geding is gebracht en [X] niet heeft betwist dat daaruit van onderverzekering niet blijkt. De grief faalt daarom.
grieven 10, 11 en 12betoogt [X] dat [Y] ten aanzien van 7 appartementsrechten geen vorderingsrecht toekomt omdat zij die rechten heeft overgedragen. Met de rechtbank is het hof echter van oordeel dat [Y] [X] aanspreekt uit hoofde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en [X] de, met schriftelijke verklaringen gestaafde, stelling van [Y] dat zij door de desbetreffende appartementseigenaren aansprakelijk is gesteld en alle kosten en schade heeft moeten dragen onvoldoende heeft betwist. De grieven falen daarom.
grieven 14 tot en met 21hebben betrekking op de diverse kostenposten en houden telkens in de kern in dat deze kosten niet ten laste van [X] moeten komen. Voor zover [X] daarbij betoogt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade faalt dat betoog omdat uit hetgeen hiervoor is vastgesteld volgt dat dit wel zo is.
de grieven 14 en 15in het bijzonder betrekking op de kosten van Heijmans en gaan deze uit van de vooronderstelling dat niet is komen vast te staan dat de andere drie gevels niet voldeden. Die vooronderstelling is, zoals volgt uit het voorgaande, onjuist. Hiervoor onder 3.9 heeft het hof al overwogen dat wordt uitgegaan van het rapport en het memo van Boorsma. De diverse verwijzingen naar het rapport van Oosterveld en de brief van Lopes Cardozo ter onderbouwing van de betwisting van de noodzaak van diverse getroffen maatregelen of de hoogte van de kosten daarvan, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Verder zou volgens [X] niet zijn komen vast te staan dat de werkzaamheden aan [Y] in rekening zijn gebracht. Deze stelling is echter, gelet op het gemotiveerde en met een verklaring van Heijmans dat dit wel zo is, onderbouwde verweer van [Y] , onvoldoende onderbouwd.
grief 16wordt bezwaar gemaakt tegen de kosten van Boorsma. Mutatis mutandis geldt hiervoor hetzelfde als hierboven. Daarnaast heeft Boorsma in eerste aanleg een afdoende specificatie van zijn kosten gegeven en is niet gebleken dat deze niet zijn betaald. Deze kosten behoren daarom te worden vergoed door [X] .
grief 17betrekking heeft. In die grief wordt nog betwist dat de interne kosten van [Y] voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Echter, mede gezien de onvoldoende betwisting van de stelling van [Y] dat de behandeling van deze calamiteit niet tot haar normale werkzaamheden (het exploiteren van een onroerend goed portefeuille) behoorde, valt niet in te zien waarom deze kosten niet door [X] vergoed behoren te worden.
grief 18is ingesteld doet zich niet voor, zodat deze grief geen bespreking behoeft.
grief 20faalt.
Grief 21faalt.
grief 22treft ten slotte geen doel.