ECLI:NL:GHAMS:2017:1932
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie en terugbetalingsverplichting na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie na de echtscheiding van de man en de vrouw. Het huwelijk van partijen is op 23 maart 2016 ontbonden, waarna de vrouw een verzoek heeft ingediend voor partneralimentatie van € 1.500,- per maand. De rechtbank Amsterdam heeft op 1 juni 2016 bepaald dat de man aan de vrouw een uitkering van € 1.160,- netto per maand moet betalen. De man is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2017 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en waren er tolken aanwezig voor de Russische en Franse taal.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en heeft de hoogte van de behoefte van de vrouw ter discussie gesteld. De vrouw heeft haar (aanvullende) behoefte aan alimentatie onvoldoende onderbouwd, en het hof heeft geoordeeld dat de vrouw haar welstandsgerelateerde behoefte dient te stellen en bij betwisting te onderbouwen. De advocaat van de vrouw heeft tijdens de zitting verklaard zich niet te verzetten tegen de door de rechtbank aangenomen verdiencapaciteit van de vrouw van € 1.524,60 bruto per maand. Het hof heeft geconcludeerd dat de vrouw niet in aanmerking komt voor de gevraagde alimentatie en dat zij het teveel ontvangen bedrag aan de man moet terugbetalen, maar alleen voor de periode na 1 juni 2016.
De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een door de man te betalen uitkering in haar levensonderhoud wordt afgewezen. De terugbetalingsverplichting van de vrouw geldt alleen voor het teveel ontvangen bedrag na de datum van de bestreden beschikking.