ECLI:NL:GHAMS:2017:1896

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
200.204.445/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onterecht in rekening gebrachte kosten en beslaglegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij stelselmatig kosten in rekening heeft gebracht die in strijd zijn met het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (Btag) en dat hij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door beslag op roerende zaken te leggen om een betalingsregeling af te dwingen, terwijl er al loonbeslag was gelegd. De kamer heeft het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaard en het tweede onderdeel ongegrond, en heeft de gerechtsdeurwaarder voor twee weken geschorst.

Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd en verklaart klachtonderdeel 1 onder a) (informatiekosten), b) (kosten voor een hernieuwd bevel) en d) (administratiekosten) gegrond. De gerechtsdeurwaarder krijgt de maatregel van berisping opgelegd, met aanzegging dat bij herhaling van dergelijke handelingen zwaardere sancties overwogen zullen worden. Klachtonderdeel 1 onder c) (kosten aanzegging ontruiming) en klachtonderdeel 2 (beslag roerende zaken) zijn ongegrond verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels maatregelen heeft genomen om herhaling van de onterecht in rekening gebrachte kosten te voorkomen, en dat hij in veel gevallen de ten onrechte in rekening gebrachte kosten heeft terugbetaald aan de schuldenaren.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.204.445/01 GDW
nummer eerste aanleg : 243.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 mei 2017
inzake
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Veenendaal,
tegen
1. [naam] ,
2. [naam] ,
beiden wonende te [plaats] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: [naam] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 30 november 2016 een beroepschrift
- met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 1 november 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:119).
1.2.
Geïntimeerden (hierna afzonderlijk: klager 1 respectievelijk klager 2 en gezamenlijk: klagers) hebben geen verweerschrift bij het hof ingediend, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2017. De gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, is verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klagers zijn niet verschenen, zoals zij het hof vooraf hadden laten weten.

2.De procedure in eerste aanleg

2.1.
Bij tussenbeschikking van 13 januari 2015 heeft de kamer het Bureau Financieel Toezicht (verder: BFT) opdracht gegeven om onderzoek te doen en een met redenen omkleed schriftelijk rapport uit te brengen ter beantwoording van de vraag of de gerechtsdeurwaarder in de jaren 2013 en 2014 meer dan incidenteel te hoge en onjuiste (exploot)kosten aan debiteuren in rekening heeft gebracht, om wat voor soort kosten het hierbij gaat en in hoeveel dossiers dit heeft plaatsgevonden.
2.2.
Het BFT heeft op 5 februari 2016 een rapport uitgebracht, dat, voor zover van belang, het volgende inhoudt:
“(…)
4.1.
Resultaten onderzoek (…)
Informatiekosten
In 18 dossiers is een bedrag van € 18,31 onder vermelding van “informatiekosten” bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.
In totaal gaat het om een bedrag van € 329,58.
(…)
Opnieuw bevel niet alleen voor onroerende zaken
In 880 dossiers is een bedrag variërend van € 64,95 tot € 65,64 per gedaagde inzake: “Opnieuw bevel” niet alleen voor onroerende zaken bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.
Voornoemde handeling is geen ambtshandeling waarvoor een tarief in de BTAG is vastgesteld. In totaal gaat het om een bedrag van € 62.951,12
(…)
Aanzegging ontruiming aan gemeente
In 63 dossier werd een bedrag variërend van € 60,69 tot € 61,33 per gedaagde tot inzake “Aanzegging ontruiming aan gemeente” bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.
In totaal gaat het om een bedrag van € 3.840,11.
(…)
Administratiekosten
In 8 dossiers is een bedrag van € 25 inzake “Administratiekosten” bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.
In totaal gaat het om een bedrag van € 200,00.
(…)
Conclusie:
Gedurende de boekjaren 2013 en 2014 zijn in een aantal dossiers door de gerechtsdeurwaarder bij de debiteur/schuldenaar kosten in rekening gebracht die volgens de bepalingen van de BTAG 2013 en 2014 niet kwalificeren als schuldenaarstarieven.”
2.3.
Na een voortgezette behandeling ter zitting heeft de kamer in de bestreden beslissing het eerste onderdeel van de klacht van klagers gegrond verklaard, het tweede onderdeel van de klacht ongegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken opgelegd.

3.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

4.Feiten

4.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
4.2.1.
Op 15 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager 2 beslag roerende zaken gelegd.
4.2.2.
Bij brief van 13 maart 2014 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder verzocht om een gespecificeerde opgave van de vordering.
4.2.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 maart 2014 een specificatie aan de gemachtigde doen toekomen voor een bedrag van in totaal € 1.198,21.
4.2.4.
De gemachtigde van klagers heeft op 2 april 2014 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder met verzoek om opheldering over de kosten. Een medewerkster heeft niet voldaan aan het verzoek om de executiekosten per direct aan te passen.
Klagers hebben op dezelfde dag een klacht bij de kamer ingediend, omdat er volgens hen kosten ten onrechte zijn opgevoerd.
4.2.5.
De gerechtsdeurwaarder – nog niet op de hoogte van het indienen van de klacht – heeft de gemachtigde op 3 april 2014 een e-mailbericht gezonden. Dit e-mailbericht houdt in, voor zover van belang:
“(…) Er loop een discussie over de gemaakte kosten. Nu is het gebruikelijk dat dit aan mijn opdrachtgever wordt voorgelegd en waarin wij een advies geven. Het lijkt mij dan ook reëel dat U ons ook even de gelegenheid geeft om dit te doen en een paar dagen af te wachten alvorens allerlei akties te ondernemen. (…)”
4.2.6.
De gemachtigde heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van 3 april 2014. Dit e-mailbericht houdt in, voor zover van belang:
“(…) Uit uw e-mail begrijp ik dat u nog steeds achter de door u gehanteerde werkwijze staat en dat u geen reden ziet om dit aan te passen. Dat heeft niets met uw opdrachtgever te maken, dat is uw eigen beleid en daar bent u zelf verantwoordelijk voor.
Ik kan dan ook niet bedenken waarom ik af moet wachten wat uw opdrachtgever hierover beslist. (…)”
4.2.7.
Bij e-mailbericht van 4 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde meegedeeld, voor zover van belang:
“(…) Inmiddels is het dossier qua kosten aangepast (…). Het openstaande saldo is nu in totaal € 791.83. (…)”

5.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze:
1: stelselmatig kosten in rekening heeft gebracht die strijdig zijn met het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (verder: Btag);
2: oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door beslag roerende zaken te leggen om een betalingsregeling af te dwingen, terwijl er reeds loonbeslag was gelegd.
6. Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.1.
De gerechtsdeurwaarder kan zich grotendeels verenigen met de door het BFT gerapporteerde bevindingen.
Wat betreft a) informatie- en d) administratiekosten is volgens de gerechtsdeurwaarder juist dat deze in een (zeer beperkt) aantal gevallen door de gerechtsdeurwaarder ten onrechte ten laste van de schuldenaar op het dossier zijn geboekt. Hij heeft inmiddels wijzigingen in zijn administratiesysteem aangebracht om herhaling te voorkomen.
Wat betreft b) kosten voor het hernieuwd bevel is de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep teruggekomen van zijn eerdere visie dat het gerechtvaardigd is om hiervoor bij de schuldenaar kosten conform artikel 2 onder c Btag in rekening te brengen. De gerechtsdeurwaarder zal het exploot van hernieuwd bevel wel blijven gebruiken, maar de kosten daarvan zullen niet meer in rekening worden gebracht bij de schuldenaar maar automatisch ten laste van zijn cliënt worden gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft al de dossiers waarin volgens het rapport van het BFT exploten van herhaald bevel zijn geboekt doorgenomen en de ten onrechte ten laste van de schuldenaar geboekte kosten tegengeboekt dan wel zoveel mogelijk aan de schuldenaren terugbetaald.
Wat betreft c) kosten voor de aanzegging ontruiming aan gemeente heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat in zijn administratie weliswaar steeds de vermelding “aanzegging ontruiming aan gemeente” is gehanteerd, maar dat in werkelijkheid sprake is van een exploot “aanzegging ontruiming aan de schuldenaar en de gemeente”. Ter onderbouwing hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder een aantal van deze exploten in hoger beroep overgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft het standpunt ingenomen dat volgens de gangbare opvatting de aanzegging ontruiming aan de schuldenaar via een exploot dient plaats te vinden hoewel de wet dit niet expliciet voorschrijft en dat de kosten van deze aanzegging bij de schuldenaar in rekening gebracht mogen worden. De gerechtsdeurwaarder heeft daartoe verwezen naar tuchtrechtelijke (Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 14 april 2015, ECLI:NL:TGDKG:2015:22) en civielrechtelijke jurisprudentie (Hof Amsterdam 28 maart 2017, ECLI:GHAMS:2017:1050, overweging 3.9.3.).
6.2.
Volgens de gerechtsdeurwaarder is het beslag roerende zaken niet onrechtmatig geweest en hij heeft zich daartoe op zijn ministerieplicht beroepen.

7.Beoordeling

Verzoek betaling kosten
7.1.
Klagers hebben in hun inleidende klacht de gerechtsdeurwaarder verzocht de extra kosten te betalen die zij hebben moeten maken om diens werkwijze aan te tonen. Het hof vat dit op als een verzoek de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Klagers zullen in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, nu in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag bestaat om een schadevergoeding toe te kennen.
Klachtonderdeel 1 onder a) informatiekosten, b) kosten voor een hernieuwd bevel, c) kosten aanzegging ontruiming aan gemeente en d) administratiekosten
7.2.
Het hof ziet geen aanleiding anders te oordelen dan de kamer inzake de gegrondheid van dit klachtonderdeel 1 onder a) informatiekosten, b) kosten voor een hernieuwd bevel en d) administratiekosten, te minder nu de gerechtsdeurwaarder (ook) in hoger beroep het hem verweten handelen heeft toegegeven.
7.3.
Voor wat betreft klachtonderdeel 1 onder c) kosten aanzegging ontruiming aan gemeente geldt het volgende. Door de gerechtsdeurwaarder is aannemelijk gemaakt dat in zijn administratie weliswaar steeds de vermelding “aanzegging ontruiming aan gemeente” is gehanteerd maar dat daarmee een exploot “aanzegging ontruiming aan de schuldenaar en de gemeente” is bedoeld. Klagers hebben niet betwist dat volgens de gangbare opvatting, hoewel de wet dat niet expliciet voorschrijft, de aanzegging ontruiming aan de schuldenaar via een exploot dient plaats te vinden en dat de kosten van deze aanzegging bij de schuldenaar in rekening mogen worden gebracht. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van deze kosten ingenomen standpunt acht het hof dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Klachtonderdeel 2 beslag roerende zaken
7.4.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel verenigt het hof zich met het oordeel van de kamer (weergegeven onder 5.4 van de beslissing van de kamer) – kort gezegd – dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door beslag roerende zaken te leggen teneinde een betalingsregeling af te dwingen, terwijl al loonbeslag was gelegd, en de gronden waarop dat oordeel berust maakt het hof tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen. Dit betekent dat dit klachtonderdeel eveneens ongegrond is.
Conclusie en maatregel
7.5.
Gezien het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat klachtonderdeel 1 (met uitzondering van onderdeel c) gegrond is. Door ten onrechte kosten in rekening te brengen bij de debiteur/schuldenaar waarvoor het Btag geen grondslag biedt, heeft de gerechtsdeurwaarder voor hem geldende regels overtreden en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het hof acht hiervoor de maatregel berisping met een aanzegging op zijn plaats. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels is overgegaan tot terugboeking van de ten onrechte in rekening gebrachte kosten in nog lopende zaken. Tevens heeft hij aangetoond dat hij voor het grootste deel heeft zorggedragen voor terugbetaling van die kosten in dossiers die inmiddels zijn afgesloten. Ten slotte is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder wijzigingen in zijn administratie heeft aangebracht om kwesties als deze in de toekomst te voorkomen.
7.6.
Nu het hof met betrekking tot één klachtonderdeel en de op te leggen maatregel tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. Het hof zal de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid in zijn geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
7.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
7.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun verzoek om een schadevergoeding toe te kennen;
- verklaart klachtonderdeel 1 onder a) informatiekosten, b) kosten voor een hernieuwd bevel en d) administratiekosten gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging dat, indien andermaal door de gerechtsdeurwaarder een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
- verklaart klachtonderdeel 1 onder c) kosten aanzegging ontruiming en klachtonderdeel 2 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017 door de rolraadsheer.