ECLI:NL:GHAMS:2017:1889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
23-004378-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van kledingstukken bij H&M

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van diefstal van kledingstukken van H&M, gepleegd op 12 november 2015. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 200 euro. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf in hoger beroep. Tijdens de zitting op 4 mei 2017 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, omdat op camerabeelden niet te zien was dat de verdachte het kledingstuk uit haar tas haalde. Het hof heeft echter de verklaringen van de aangever en de verbalisant als betrouwbaar beoordeeld. De aangever had gezien dat de verdachte meerdere kledingstukken naar de paskamer nam en met minder kledingstukken de winkel verliet. De verbalisant had op camerabeelden gezien dat de verdachte een kledingstuk op de grond liet vallen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich het kledingstuk wederrechtelijk had toegeëigend en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal, met als straf een geldboete van 200 euro en vier dagen hechtenis, waarbij de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de geldboete.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004378-16
datum uitspraak: 18 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-228539-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kledingstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan H&M , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Verweer van de raadsman

Ter terechtzitting in het hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Op de camerabeelden is niet te zien dat de verdachte het kledingstuk uit haar tas haalt. Zij kan het kledingstuk ook in het pashokje hebben laten liggen, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Aangever [naam] (hierna: [naam] ), werkzaam bij de firma Hennes & Mauritz heeft blijkens (de bijlage bij) het aangifteformulier gezien dat de verdachte 4 kledingstukken meenam naar de paskamer en daar met 3 kledingstukken uitkwam. Een zwart kledingstuk droeg zij niet meer bij zich. De verdachte betaalde een grijs kledingstuk en verliet vervolgens de winkel. Op dat moment had [naam] het zwarte kledingstuk niet (meer) in de winkel gevonden.
Blijkens zijn proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2015 heeft verbalisant [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ) op camerabeelden gezien dat de verdachte, voordat zij (het hof begrijpt: na haar aanhouding) liep in de richting van het kantoor van de beveiliging, met een korte en kleine beweging een zwart kledingstuk op de grond liet vallen.
Het hof ziet in hetgeen is aangevoerd noch anderszins geen reden te twijfelen aan de waarnemingen van [naam] en [verbalisant] .
Uit bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de overige bij de bewijsbeslissing te bezigen bewijsmiddelen, leidt het hof af dat de verdachte zich na haar aanhouding van het betreffende kledingstuk heeft willen ontdoen. Daaruit kan eveneens worden afgeleid dat zij zich dit kledingstuk, dat door haar niet bij de kassa ter betaling is aangeboden, wederrechtelijk had toe geëigend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 12 november 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kledingstuk, toebehorende aan H&M .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 200 euro.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 200 euro.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kleding bij een filiaal van winkelbedrijf H&M . Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. Daarnaast heeft de verdachte hiermee laten blijken dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van de desbetreffende winkel.
Het hof heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waaruit blijkt dat voor een winkeldiefstal, gepleegd door een
first offender, een geldboete van 200 euro een passende sanctie is
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. F.M.D. Aardema en mr. F.W. van Lottum, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2017.
Mr. F.W. van Lottum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]