ECLI:NL:GHAMS:2017:1859

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
200.205.320/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een thuisplaatsingstraject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [X]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam (de GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat het thuisplaatsingstraject zorgvuldig kan worden uitgevoerd. De machtiging was eerder verlengd tot 8 juni 2017, en de GI verzocht om een verdere verlenging tot 8 december 2017.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2017 verklaarde de moeder van [X] dat zij zich kan vinden in de verlenging van de machtiging tot het einde van het schooljaar, maar verzocht het verzoek van de GI voor het overige af te wijzen. De GI stelde dat [X] zich positief ontwikkelt op de Hoenderloo Groep en dat het belangrijk is dat hij dit schooljaar daar afmaakt. De raad voor de kinderbescherming steunde het verzoek van de GI, waarbij de veiligheid van [X] leidend moet zijn bij de terugplaatsing.

Het hof overwoog dat de huidige machtiging tot uithuisplaatsing tot 8 juni 2017 onvoldoende ruimte biedt voor een zorgvuldige uitvoering van het thuisplaatsingstraject. Het hof concludeerde dat het in het belang van [X] is dat hij dit schooljaar afmaakt op de Hoenderloo Groep en dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd dient te worden. Uiteindelijk heeft het hof de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 8 september 2017 en het verzoek van de GI voor het overige afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.205.320/01
zaaknummer rechtbank: C/15/250035/JU RK 16-1822
beschikking van de meervoudige kamer van 16 mei 2017 inzake
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder.
Als belanghebbende is overigens aangemerkt:
- de minderjarige [X] (hierna te noemen: [X] ).
Als informant is aangemerkt:
- De Hoenderloo Groep.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Noord-Holland,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 21 december 2016. Bij die beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [X] in een voorziening voor 24-uurszorg - te weten de Hoenderloo Groep - verlengd voor de duur van zes maanden, tot 8 juni 2017, en is het verzoek van de GI voor het overige aangehouden. De voortzetting van de behandeling is bepaald op 5 april 2017.
1.2
Bij het hof is na deze tussenbeschikking nog het volgende stuk ingekomen:
- een brief van de zijde van de GI van 10 maart 2017 met bijlage, ingekomen op 14 maart 2017.
1.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 april 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager en een collega;
- de moeder;
- de heer [A] , vertegenwoordiger van de raad.
1.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van de griffier, met [X] gesproken. Ter terechtzitting heeft de voorzitter de inhoud van dat gesprek zakelijk weergegeven. Partijen hebben gelegenheid gehad daarop te reageren.

2.De verdere omvang van het geschil

2.1
In hoger beroep is nog aan de orde het verzoek van de GI met betrekking tot het resterende gedeelte van de machtiging tot uithuisplaatsing, te weten van 8 juni 2017 tot 8 december 2017.
2.2
De GI handhaaft haar verzoek.
2.3
De moeder heeft ter terechtzitting in hoger beroep, naar het hof begrijpt, haar verweer gewijzigd, in die zin dat zij heeft verklaard dat zij zich kan vinden in de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [X] tot het einde van dit schooljaar. De moeder verzoekt het verzoek van de GI voor het overige af te wijzen.

3.De verdere motivering van de beslissing

3.1
De GI stelt dat het huidige doel is dat [X] met ingang van het nieuwe schooljaar definitief weer thuis woont. [X] ontwikkelt zich positief op de Hoenderloo Groep en het is van belang dat hij dit schooljaar daar afmaakt. Gedurende de zomervakantie kan, door middel van uitbreiding van de verloven, gewerkt worden naar thuisplaatsing. De GI hoopt dat de Waag vervolghulpverlening kan bieden. [X] is daarvoor aangemeld en zal op de wachtlijst worden geplaatst. Op 4 juli 2017 zal de GI beslissen wanneer de definitieve thuisplaatsing zal zijn. De GI stelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing zoals die thans loopt tot 8 juni 2017 te weinig ruimte biedt om het thuisplaatsingstraject gefaseerd en zorgvuldig uit te kunnen voeren. De GI acht het dan ook in het belang van [X] dat het aangehouden deel van het verzoek, de machtiging tot uithuisplaatsing tot 8 december 2017, toegewezen wordt. Gezien de ernstige zorgen in het verleden, dienen de laatste paar maanden van de machtiging tot uithuisplaatsing dan als veiligheidsklep.
3.2
De moeder heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het veel beter gaat met [X] . Hij houdt zich tijdens de verloven aan de afspraken en [Y] (de broer van [X] ) en [X] gaan beter met elkaar om. Aangezien het momenteel erg goed met [X] gaat op school kan de moeder zich vinden in het behandelplan van de GI, inhoudende dat hij dit schooljaar afmaakt op de Hoenderloo Groep en in de zomervakantie weer thuis wordt geplaatst. Hij zal dan volgend schooljaar kunnen beginnen met regulier onderwijs.
3.3
De raad heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de raad zich kan vinden in het verzoek van de GI. [X] ontwikkelt zich positief en het is goed dat er een duidelijke stip op de horizon is voor de thuisplaatsing. De veiligheid van [X] dient bij de terugplaatsing leidend te zijn. Vanwege de ernstige problematiek in het verleden acht de raad het van belang om de machtiging tot uithuisplaatsing nog te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.4
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat [X] zich thans positief ontwikkelt op de Hoenderloo Groep. Hij doet het erg goed op school en de relatie tussen [X] en zijn moeder is verbeterd. Voorts zijn de doelen van de uithuisplaatsing – te weten: acceptatie van het gezag van volwassenen, beter omgaan met boosheid en emoties, op goede wijze onderwijs volgen en het omgaan met vrienden die een positieve invloed hebben op zijn ontwikkeling – grotendeels behaald. Er dienen nog wel stappen gezet te worden maar de bedoeling is dat [X] voor het begin van volgend schooljaar definitief weer thuis woont. Zowel de moeder als [X] hebben aangegeven zich in dit tijdpad te kunnen vinden, alhoewel zij beiden vinden dat thuisplaatsing eerder in het begin dan aan het eind van de zomervakantie moet liggen. Het behandelteam van de Hoenderloo Groep is van mening dat [X] volgend schooljaar regulier onderwijs kan gaan volgen. [X] heeft verklaard graag een ICT- en sportopleiding te willen volgen.
Met de GI en de raad is het hof van oordeel dat de huidige machtiging tot uithuisplaatsing van [X] tot 8 juni 2017 te weinig ruimte biedt om het thuisplaatsingstraject zorgvuldig te kunnen uitvoeren. Het hof acht het noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [X] dat hij dit schooljaar afmaakt op de Hoenderloo Groep en dat hij zijn behandeling aldaar op positieve wijze kan afronden. Het traject naar definitief thuis wonen dient onder goede begeleiding van de GI te verlopen en de Waag dient zo spoedig mogelijk na afloop van het schooljaar te starten met vervolghulpverlening. Ook is het van belang voor [X] dat er een passende dagbesteding wordt gerealiseerd tijdens de zomervakantie zodat [X] naast vrije tijd ook een nuttige tijdsinvulling heeft tijdens de (lange) zomervakantie. Eveneens dient [X] voor het nieuwe schooljaar ingeschreven te worden bij een reguliere school voor voortgezet onderwijs in de buurt van thuis. Het moment dat [X] uiteindelijk definitief weer thuis gaat wonen is mede afhankelijk van het verloop van de hulpverlening en de stappen die [X] hierin nog zet. Het hof gaat er van uit dat de GI met voortvarendheid te werk blijft gaan, zodat de goede ontwikkeling van [X] zoals hij die thans laat zien, kan worden vastgehouden. Het hof is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd dient te worden tot aan het begin van het nieuwe schooljaar. Daarbij benadrukt het hof dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet wordt verlengd om daaraan tot aan het einde daarvan uitvoering te geven, maar dat zij dient om stapsgewijze thuisplaatsing te kunnen realiseren door middel van het opvoeren van verloven, waarbij voorzien is in hulpverlening door de Waag en een dagbesteding voor [X] . Het hof zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [X] derhalve voor de duur van drie maanden verlengen, te weten tot 8 september 2017 en het verzoek van de GI voor het overige afwijzen.
3.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [X] in een voorziening voor 24-uurszorg te weten de Hoenderloo Groep voor de duur van drie maanden, te weten tot 8 september 2017;
wijst het verzoek van de GI voor het overige af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. M.C. Schenkeveld en
mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. S.C.G.A. Duivenvoorde als griffier en is op 16 mei 2017 in het openbaar uitgesproken.