ECLI:NL:GHAMS:2017:1838

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
200.202.201/01 NOT en 200.202.428/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor het notariaat inzake klachten over notarissen

In deze zaak heeft klaagster, een voormalige partner, klachten ingediend tegen twee notarissen over hun handelen bij de opstelling van partnerschapsvoorwaarden en een schuldbekentenis. Klaagster verwijt de notarissen onder andere dat de akte partnerschapsvoorwaarden inhoudelijk tegenstrijdig is, dat zij onjuist advies hebben gegeven over een renteloze lening, en dat er geen executoriale titel is voor de bijbehorende schuldbekentenis. Daarnaast zijn er klachten over het ontbreken van gespreksaantekeningen en de weigering van de notarissen om uitleg te geven over de akte. De kamer voor het notariaat heeft de klachten van klaagster deels niet-ontvankelijk verklaard, deels ongegrond en op één onderdeel gegrond, waarbij aan de notarissen een waarschuwing is opgelegd. Het hof heeft de bestreden beslissing deels vernietigd en komt tot een zwaardere maatregel voor notaris 1, namelijk een berisping. Het hof oordeelt dat de notarissen in hun zorgplicht tekort zijn geschoten door niet adequaat te reageren op de vragen van klaagster over de akte. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 16 mei 2017.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.202.201/01 NOT en 200.202.428/01 NOT
nummers eerste aanleg : 298748/KL RK 16-20 en 298752 KL RK 16-21
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 16 mei 2017
inzake 200.202.201/01 NOT
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
1. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
2. [naam] ,
toegevoegd notaris te [plaats] ,
geïntimeerden,
en
inzake 200.202.428/01 NOT
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.De gedingen in hoger beroep

1.1.
In de zaak met nummer 200.202.201/01 NOT heeft appellante (hierna: klaagster)
op 27 oktober 2016 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van
29 september 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:62). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerden (hierna afzonderlijk: notaris 1 en notaris 2 en tezamen: de notarissen) op vier onderdelen niet-ontvankelijk, op twee onderdelen ongegrond en op een onderdeel gegrond verklaard en aan de notarissen de maatregel van waarschuwing opgelegd
.
1.2.
Op 1 december 2016 heeft klaagster de gronden van het beroep aangevuld, het beroep op onderdelen verminderd en bijlagen in het geding gebracht.
1.3.
De notarissen hebben op 8 februari 2017 een verweerschrift met bijlagen bij het hof ingediend.
1.4.
In de zaak met nummer 200.202.428/01 NOT heeft notaris 1 bij een op 31 oktober 2016 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift met bijlage eveneens hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer.
1.5.
Van de zijde van klaagster is op 13 januari 2017 een verweerschrift ontvangen.
1.6.
Op 20 februari 2017 zijn van klaagster nadere stukken ontvangen.
1.7.
De zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2017. Klaagster en de notarissen zijn verschenen en hebben aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Notaris 1 heeft op 9 september 2008 een akte partnerschapsvoorwaarden (verder: de akte) verleden voor klaagster en haar toenmalige partner, [naam] , (verder: [X] ). Hierdoor ontstond tussen partijen een gemeenschap van de woning die in het kader van een eerdere echtscheiding van klaagster aan haar was toegedeeld. Voor het overige is iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
3.2.2.
In de akte staat in artikel 1 dat de op de woning betrekking hebbende lasten, belastingen en onderhoudskosten alsook de rente en aflossing van de op de woning rustende hypothecaire geldlening voor rekening van beide partners komen, ieder voor de helft.
In artikel 4 van de akte is onder meer bepaald dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, waaronder de rentetermijnen met betrekking tot geldleningen die zijn aangegaan ter financiering van de woning, worden voldaan uit de netto-inkomsten uit arbeid van de partners naar evenredigheid daarvan en voor zover deze inkomsten ontoereikend zijn naar evenredigheid worden voldaan uit ieders netto vermogen.
3.2.3.
Op 11 september 2008 zijn klaagster en [X] een geregistreerd partnerschap aangegaan. Op dezelfde datum hebben zij een door de notarissen opgestelde schuldbekentenis ondertekend, waarin [X] verklaart aan klaagster een bedrag van € 350.000,- schuldig te zijn.
3.2.4.
Medio 2012 hebben klaagster en [X] de notarissen benaderd in het kader van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap en zijn hierover op het kantoor van de notarissen gesprekken gevoerd.
3.2.5.
Bij de (financiële) afwikkeling van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is tussen klaagster en [X] een geschil ontstaan over het aandeel van partners in de verschuldigde en betaalde hypotheeklasten. Op dit punt gaven zij een verschillende uitleg aan (artikel 1 en artikel 4 in) de akte.
3.2.6.
Klaagster heeft bij e-mail van 10 oktober 2012 aan notaris 1 verzocht de aantekeningen in zijn dossier te mogen inzien.
Hierop heeft notaris 1 bij e-mail van 11 oktober 2012 aan klaagster laten weten dat voor zover hij weet er niet veel meer aantekeningen in het dossier zitten dan die klaagster al had, maar dat hij dat moet nakijken.
3.2.7.
In haar e-mail van 18 februari 2013 aan notaris 1 heeft klaagster haar verzoek om inzage in het dossier herhaald en hem gevraagd welke paragraaf uit de akte met betrekking tot de te dragen hypotheeklasten, artikel 1 of artikel 4, hij leidend acht. Klaagster stelde zich op het standpunt dat deze artikelen tegenstrijdig zijn.
3.2.8.
Hierop heeft notaris 1 bij e-mail van 21 februari 2013 aan klaagster medegedeeld dat hij dacht al een keer te hebben uitgezocht welke aantekeningen in het dossier zitten en aan klaagster telefonisch te hebben medegedeeld dat er niet zo heel veel in het dossier zit. Verder heeft hij laten weten dat zijn eerste reactie is dat artikel 1 betrekking heeft op hypotheeklasten van de leningen die bestonden op het moment dat de gemeenschap van woning werd aangegaan en dat artikel 4 ziet op de rente die wordt gezien als een soort huurbetaling aangaande later gesloten leningen.
3.2.9.
Bij e-mail van 22 februari 2013 heeft klaagster haar verzoeken aan notaris 1 herhaald.
3.2.10.
Notaris 1 heeft bij e-mail van 28 februari 2013 onder meer aan klaagster laten weten dat “het voornaamste (en wellicht het enige)” dat in het dossier zit de bij partijen reeds bekende berekening is.
3.2.11.
Bij beschikking van 25 september 2013 heeft de rechtbank Amsterdam de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen klaagster en [X] uitgesproken. Tevens is [X] veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag uit de schuldigerkenning aan klaagster en is bepaald dat de notarissen het restant van het op hun rekening staande depotbedrag aan klaagster dienen uit te keren. Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
3.2.12.
Op 28 oktober 2013 heeft notaris 1 het testament van de moeder van [X] verleden, waarin [X] als erfgenaam in de nalatenschap van zijn moeder is genoemd. Moeder heeft in dit testament over alle aan [X] nagelaten of vermaakte goederen een bewind ingesteld. De moeder van [X] is op 1 december 2013 overleden.
3.2.13.
Bij e-mail van 6 februari 2014 heeft notaris 1 aan klaagster laten weten dat volgens de notarissen de bedoeling van klaagster en [X] bij het opmaken van de partnerschapsvoorwaarden in 2008 is geweest dat de kosten die betrekking hebben op de eigendom van de woning, zoals aflossing op de hypotheekschuld, naar evenredigheid van eigendom van de woning - dus ieder voor de helft - zouden worden gedragen en dat de hypotheekrente naar evenredigheid van inkomen dan wel vermogen van partijen zouden komen.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notarissen het volgende.
i. De akte partnerschapsvoorwaarden is inhoudelijk tegenstrijdig.
ii. Het advies aan de partners om een renteloze lening aan te gaan is onjuist geweest. Bovendien ontbreekt een executoriale titel voor de met de lening corresponderende schuldbekentenis.
iii. In het dossier ontbreken gespreksaantekeningen en andere relevante informatie.
iv. De notarissen hebben geweigerd om uitleg te geven over de totstandkoming en de inhoud van de akte.
v. Notaris 1 is niet discreet geweest.
vi. Notaris 1 heeft zich met betrekking tot zijn declaratie onprofessioneel gedragen.
vii. Bij het opmaken van het testament van de moeder van [X] heeft notaris 1 zich partijdig gedragen en heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie en kennis.

5.Standpunt van de notarissen

De notarissen hebben verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Formeel
Nadere stukken
6.1.
Ter zitting hebben de notarissen bezwaar gemaakt tegen de op 20 februari 2017 bij het hof ingekomen stukken van klaagster. De notarissen hebben aangevoerd dat zij deze stukken op
22 februari 2017, dus niet uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de zitting, hebben ontvangen en dat zij onvoldoende tijd hebben gehad om deze stukken voldoende te kunnen doorgronden.
Klaagster heeft hiertegenover gesteld dat het betreft een verzameling van de e-mails waarnaar de notarissen in hun verweerschrift hebben verwezen.
6.2.
Nu vorenbedoelde stukken van klaagster tijdig bij het hof zijn ingekomen en de notarissen met deze stukken reeds bekend zijn, verwerpt het hof het bezwaar en voegt deze stukken in het procesdossier.
Ontvankelijkheid klachtonderdeel iii.
6.3.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat notaris 1 eerst in zijn e-mail van 28 februari 2013 (zie hiervoor onder 3.2.10) met een duidelijk antwoord heeft gereageerd op het vanaf het najaar van 2012 door klaagster gedane herhaalde verzoek om inzage in het dossier omdat haar onduidelijk is of zij bekend is met alle stukken in het dossier. Het inleidend klaagschrift van klaagster is op 22 februari 2016 bij de kamer ingekomen. Dit betekent dat klaagster op dit punt haar klacht binnen de vervaltermijn van drie jaren van artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna) bij de kamer heeft ingediend en dat zij in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen. Hierna zal inhoudelijk op dit klachtonderdeel worden ingegaan.
Intrekking klachtonderdeel vi.
6.4.
Uit het aanvullend beroepschrift van klaagster blijkt dat zij het hoger beroep tegen klachtonderdeel vi. wenst in te trekken. Het hof is van oordeel dat het algemeen belang geen voortzetting van de behandeling van dit klachtonderdeel vordert, zodat op dit klachtonderdeel niet meer behoeft te worden beslist.
Inhoudelijk
Klachtonderdelen i. en ii.
6.5.
Deze klachtonderdelen hebben betrekking op de totstandkoming en de inhoud van de akte en de schuldbekentenis en aldus op het handelen en/of nalaten van de notarissen in 2008. Deze klachtonderdelen zijn, gelet op de hiervoor in 6.3. bedoelde vervaltermijn van drie jaren, te laat bij de kamer ingediend. Met de kamer acht het hof klaagster in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk.
Klachtonderdeel iii.
6.6.
Het verwijt van klaagster dat de notarissen hebben nagelaten om van de in 2008 gevoerde gesprekken aantekeningen te maken en deze in het dossier te bewaren treft geen doel. Het staat een notaris - met inachtneming van de op hem rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 17 lid 1 Wna - vrij zelf te bepalen of en in hoeverre hij van gesprekken met cliënten aantekeningen maakt en of en in hoeverre hij deze aantekeningen bewaart in het dossier. In het dossier van klaagster bevinden zich aantekeningen van de notarissen met enkele rekenvoorbeelden aangaande het vermogen van klaagster en [X] en de conclusie die op basis daarvan is getrokken over de vorm waarin de wensen van de partners dienden te worden vastgelegd. Dat er geen andere aantekeningen zijn gemaakt of in het dossier zijn bewaard leidt in dit geval naar het oordeel van het hof niet tot onzorgvuldig dan wel verwijtbaar handelen van de notarissen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel iv.
6.7.
Ook in hoger beroep is onweersproken komen vast te staan dat klaagster notaris 1 vanaf medio 2012 herhaaldelijk om uitleg van de inhoud van de akte heeft gevraagd. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat de notarissen eerder dan bij e-mail van 6 februari 2014 hierop inhoudelijk hebben gereageerd. Uit de verslagen van de door de notarissen aangehaalde gesprekken die medio 2012 met klaagster, [X] en wederzijdse advocaten zijn gevoerd, is niet af te leiden dat de notarissen bij die gelegenheden hierover hun visie hebben gegeven. Naar het oordeel van het hof was onmiskenbaar dat partners verschilden van mening over hoe de inhoud van artikel 1 en artikel 4 van de akte diende te worden uitgelegd en dat dit een springend punt was voor partners bij de afwikkeling van het geregistreerd partnerschap. Het had daarom op de weg van de notarissen gelegen om of aan partners te laten weten dat zij zich van een visie onthielden omdat ze niet in het tussen partners gerezen geschil wilden treden dan wel aan beide partners uit te leggen welke bedoelingen van partners naar hun mening in de akte zijn vastgelegd. Door op de dringende vragen van klaagster geheel niet inhoudelijk te reageren, hebben de notarissen hun taak in deze veronachtzaamd. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel v.
6.8.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het niet nader onderbouwde verwijt van klaagster dat notaris 1 met derden over klaagster en haar zaak heeft gesproken, gezien de gemotiveerde betwisting van notaris 1, feitelijke grondslag mist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel vii.
6.9.
Het hof stelt voorop dat een notaris op grond van artikel 21 lid 1 Wna in beginsel verplicht is om desgevraagd zijn diensten aan een cliënt te verlenen. Alleen in bijzondere gevallen dient een notaris zijn ministerie te weigeren. Dit is aan de orde indien de werkzaamheid van de notaris leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, de handelingen van de notaris een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of andere redenen voor weigering aan de orde zijn.
Onder de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat notaris 1 zijn medewerking aan het opmaken en passeren van het testament van de moeder van [X] heeft mogen verlenen. Testatrice was terminaal ziek. In zo’n geval dient redelijkerwijs niet te lang te worden gewacht met het opmaken en passeren van een testament om de uiterste wilsbeschikkingen vast te leggen. In haar testament heeft de moeder van [X] een bewind ingesteld over de aan hem vermaakte goederen. Het stond de moeder van [X] vrij, om welke reden zij dat ook wilde, een dergelijk bewind in te stellen. Het stond de notaris niet alleen vrij, hij was ook gehouden om haar voor te lichten over de inhoud van door haar gewenste en voor haar mogelijk te maken uiterste wilsbeschikkingen en de gevolgen daarvan en desgewenst het testament zoals erflaatster dat wilde, in dit geval met de instelling van een bewind, te passeren. Dat notaris 1 de moeder van [X] heeft benaderd of anderszins een actieve rol heeft gespeeld om haar testament op een bepaalde - voor klaagster als schuldeiser van [X] mogelijk nadelige - manier vorm te geven, is niet gebleken. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat notaris 1 zich partijdig heeft gedragen en/of dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en kennis bij het opmaken en passeren van het testament van de moeder van [X] . Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
Conclusie en maatregel
6.10.
Met betrekking tot klachtonderdeel iii. komt het hof tot een andere beslissing dan de kamer. Verder is het hof van oordeel dat door de handelwijze van de notarissen waarop klachtonderdeel iv. ziet klaagster ernstig in haar belangen is geschaad. Dit rekent het hof de notarissen, in het bijzonder notaris 1 tot wie klaagster haar diverse verzoeken om uitleg heeft gericht, zwaar aan. Het hof ziet aanleiding om daarom aan notaris 1 de maatregel van berisping en aan notaris 2 de maatregel van waarschuwing op te leggen.
6.11.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen en opnieuw beslissen.
6.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en opnieuw beslissende:
- verstaat dat klachtonderdeel vi. is ingetrokken;
- verklaart klaagster in de klachtonderdelen i. en ii. niet-ontvankelijk;
- verklaart de klachtonderdelen iii., v. en vii. ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel iv. gegrond;
- legt aan notaris 1 de maatregel van berisping op;
- legt aan notaris 2 de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.C. Faber en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2017 door de rolraadsheer.