ECLI:NL:GHAMS:2017:181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
200.197.214/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan in hoger beroep na verzuim in eerste aanleg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot echtscheiding van een echtpaar dat in 1994 in Marokko is gehuwd. In eerste aanleg was het verzoek tot echtscheiding afgewezen omdat de verzoekers verzuimd hadden een ouderschapsplan over te leggen, zoals vereist volgens artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoekers, een vrouw en een man, hebben op 11 augustus 2016 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die hen niet-ontvankelijk had verklaard in hun verzoek tot echtscheiding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2016 is de advocaat van de verzoekers verschenen, maar de kinderen zijn niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekers, ondanks eerdere waarschuwingen van de rechtbank, in eerste aanleg geen ouderschapsplan hebben overgelegd. Echter, in hoger beroep hebben zij alsnog een ondertekend ouderschapsplan ingediend, waarmee zij hun verzuim hebben hersteld. Het hof oordeelt dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek tot echtscheiding, aangezien zij nu voldoen aan de wettelijke vereisten.

Het hof heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken en het ouderschapsplan aan de beschikking gehecht, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de inhoud van het ouderschapsplan niet in strijd is met het belang van de kinderen. De verzoekers zijn het erover eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de echtscheiding uitgesproken, met de bepaling dat de inhoud van het ouderschapsplan als in de beschikking herhaald en ingelast wordt beschouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.197.214/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank: C/15/221526 / FA RK 15-601
beschikking van de meervoudige kamer van 24 januari 2017 inzake

1.[de vrouw] ,

volgens de vertaling van de huwelijksakte:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,

2. [de man] ,

volgens de vertaling van de huwelijksakte:
[de man] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw respectievelijk de man, tezamen: verzoekers,
advocaat: mr. J.L. Scheltens te Haarlem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [A] (hierna te noemen: [kind A] );
- [B] (hierna te noemen: [kind B] );
- [C] (hierna te noemen: [kind C] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord‑Holland (locatie Haarlem; hierna: de rechtbank) van 11 mei 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Verzoekers zijn op 11 augustus 2016 (gezamenlijk) in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 11 mei 2016.
2.2.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van verzoekers van 20 oktober 2016, met bijlage, ingekomen op dezelfde datum.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 2 november 2016 plaatsgevonden. Verschenen is:
- de advocaat van verzoekers.
2.4.
[kind A] en [kind B] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen om door de voorzitter te worden gesproken. Zij hebben evenmin hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd [in] 1994 te [plaats] (Marokko). Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [kind A] [in] 1998 te [plaats] ;
- [kind B] [in] 2003 te [plaats] ;
- [kind C] [in] 2007 te [plaats] ;
hierna tezamen te noemen: de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking zijn verzoekers niet‑ontvankelijk verklaard in hun (gemeenschappelijke) verzoek de echtscheiding tussen hen uit te spreken, alsmede te bepalen dat het (nog in te dienen) door hen ondertekende ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd en dat zij zich aan dit ouderschapsplan dienen te houden. Voor zover thans van belang heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard omdat zij verzuimd hebben het ouderschapsplan over te leggen.
4.2.
Verzoekers verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, de echtsscheiding tussen hen uit te spreken.
Ter zitting in hoger beroep is namens verzoekers verzocht ook te bepalen dat het tussen hen overeengekomen ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd en dat zij zich aan het ouderschapsplan dienen te houden.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Nu sprake is van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding en in ieder geval een van de echtgenoten, te weten de vrouw, ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift gewone verblijfplaats in Nederland had, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ter zake het verzoek tot echtscheiding (artikel 3 lid 1 sub a, 4e liggende streepje, Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003, PbEG 2003, L 338 (Brussel II-bis)).
Op grond van artikel 10:56 Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
5.2.
Verzoekers betogen dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek tot echtscheiding vanwege het ontbreken van een ouderschapsplan. Zij hebben op 20 oktober 2016 alsnog een door hen beiden ondertekend ouderschapsplan overgelegd. Zij zijn het met elkaar eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht.
5.3.
Het hof overweegt als volgt.
Vaststaat dat verzoekers, in weerwil van het in artikel 815 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) opgenomen vereiste, ook nadat zij daartoe meermaals door de rechtbank in de gelegenheid zijn gesteld, in eerste aanleg geen ouderschapsplan bij hun verzoek tot echtscheiding hebben overgelegd.
Het hof constateert dat in hoger beroep alsnog een door de vrouw op 27 september 2016 en door de man op 19 oktober 2016 ondertekend ouderschapsplan is overgelegd. In aanmerking genomen dat het hoger beroep er mede toe dient omissies in eerste aanleg begaan te herstellen, is het hof van oordeel dat verzoekers, door alsnog een gemeenschappelijk ouderschapsplan over te leggen, hun verzuim in hoger beroep hebben hersteld en dat aldus is voldaan aan het in artikel 815 lid 2 Rv opgenomen vereiste. Verzoekers zijn derhalve ontvankelijk in hun gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding.
5.4.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij zijn het erover eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Dit verzoek zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
5.5.
Het hof zal voorts, overeenkomstig het daartoe strekkende eenparige verzoek van partijen, het ouderschapsplan aan deze beschikking hechten en bepalen dat de inhoud daarvan als in deze beschikking herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Daarbij constateert het hof dat hetgeen partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen hem niet als strijdig met het belang van de kinderen voorkomt.
Het verzoek te bepalen dat partijen zich aan het ouderschapsplan dienen te houden zal worden afgewezen, nu de opname daarvan in deze beschikking voor de nakoming reeds een titel verschaft.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd [in] 1994 te [plaats] (Marokko);
bepaalt dat hetgeen partijen zijn overeengekomen in het aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor zover het de echtscheiding betreft;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.C. Schenkeveld en mr. M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Kessels als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.