In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor het medeplegen van een woninginbraak die plaatsvond op 2 december 2014 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van geld, gouden oorbellen en een horloge uit een woning, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang verschaften door middel van braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als diefstal door twee of meer verenigde personen gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de samenwerking met medeverdachten, strafverzwarende factoren waren. De verdachte was een 'first offender', maar de inbreuk op het huisrecht van het slachtoffer en de maatschappelijke onrust die woninginbraken veroorzaken, rechtvaardigden een vrijheidsbenemende straf. Het hof concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep niet was overschreden en dat de opgelegde straf passend was.