ECLI:NL:GHAMS:2017:1747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
200.204.254/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van onmiddellijke voorzieningen in een ondernemingsrechtelijke zaak met betrekking tot Inter-Burgo Netherlands B.V.

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschriftprocedure. Verzoeker [A] heeft de Ondernemingskamer verzocht om de bij beschikking van 11 januari 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen bij de besloten vennootschap Inter-Burgo Netherlands B.V. op te heffen. De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 11 en 14 januari 2016, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo en heeft tijdelijke bestuurders en beheerders aangewezen. De verzoeker heeft aangevoerd dat het voortbestaan van de getroffen onmiddellijke voorzieningen niet langer nodig is, en er is geen bezwaar tegen beëindiging van deze voorzieningen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeken van [A] gegrond zijn en heeft besloten de onmiddellijke voorzieningen per heden te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.204.254/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 april 2017
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. J. van der Kraan, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTER-BURGO NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J. van der Kraan, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
advocaat: voorheen
mr. E. Abramse, kantoorhoudende te Rotterdam, thans zonder advocaat.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster, verweerster en belanghebbende worden hierna respectievelijk (ook) aangeduid met [A] , Inter-Burgo en [B] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen met zaaknummer 200.176.230/01 OK van 11 en 14 januari 2016 en 28 september 2016.
1.3 Bij de beschikking van 11 januari 2016 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo vanaf 1 januari 2006, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Inter-Burgo benoemd en bepaald dat de aandelen in Inter-Burgo – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon.
1.4 Bij de beschikking van 14 januari 2016 heeft de Ondernemingskamer mr. F.D. Stibbe (verder: de onderzoeker) aangewezen als onderzoeker. Verder heeft de Ondernemingskamer bij die beschikking mr. G. van de Weert (verder: Van de Weert) als bestuurder en mr. W. Bekkers (verder: Bekkers) als beheerder aangewezen.
1.5 Bij de beschikking van 28 september 2016 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang –:
  • het bedrag dat het bij de beschikking van 11 januari 2016 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 50.185,50, de omzetbelasting daarin niet begrepen;
  • bepaald dat de vergoeding van de onderzoeker € 50.185,50, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, bedraagt;
  • bepaald dat het verslag met bijlagen van het bij de beschikking van 11 januari 2016 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6 [A] heeft bij op 29 november 2016 ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, vast te stellen dat zich in de periode vanaf 1 januari 2006 bij Inter-Burgo wanbeleid heeft voorgedaan en dat [B] als bestuurder hiervoor verantwoordelijk is. Daarbij heeft hij tevens verzocht:
a. [B] te veroordelen de onderzoekskosten te vergoeden,
b. [B] te ontslaan als bestuurder van Inter-Burgo,
c. de aandelen die [B] houdt in het kapitaal van Inter-Burgo over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, bij voorkeur aan Bekkers, vooralsnog voor een periode van twee jaren,
d. de aanstelling van Van de Weert als tijdelijk bestuurder van Inter-Burgo te handhaven tot aan het moment dat er een opvolgend tweede bestuurder van Inter-Burgo is gevonden,
e. [B] te veroordelen in de kosten van procedure.
1.7 Bij beschikking van 24 maart 2017 (zaaknummer 200.204.254/01 OK) heeft de Ondernemingskamer [A] niet ontvankelijk verklaard.
1.8 Bij op 7 april 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer binnengekomen verzoekschrift heeft mr. Van der Kraan namens [A] de Ondernemingskamer verzocht – naar de Ondernemingskamer begrijpt – de op 11 januari 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen bij Inter-Burgo op te heffen, nu daaraan niet langer behoefte bestaat, althans Bekkers en Van de Weert te ontslaan als beheerder respectievelijk bestuurder van Inter-Burgo.
1.9 Bij brief van 11 april 2017 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Een kopie van deze brief is door de secretaris aan Van der Weert en Bekkers gestuurd. Dezelfde dag heeft Van de Weert in een telefoongesprek de secretaris van de Ondernemingskamer bevestigd dat hij het verzoek bedoeld in 1.8 steunt. Volgens Van de Weert is voortzetting van hun werkzaamheden niet langer zinvol en heeft Inter-Burgo aan haar financiële verplichtingen jegens Bekkers en hem voldaan.
1.10 Bij brief van 13 april 2017 heeft mr. Van de Kraan namens Inter-Burgo aan de Ondernemingskamer onder meer bericht dat Inter-Burgo het verzoek bedoeld in 1.8 onderschrijft.
1.11 Van [B] heeft de Ondernemingskamer niets vernomen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
[A] heeft de Ondernemingskamer verzocht de bij beschikking van 11 januari 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen bij Inter-Burgo op te heffen. Nu uit hetgeen [A] heeft aangevoerd volgt dat het voortbestaan van de onmiddellijke voorzieningen niet langer nodig is, en niet gebleken is van enig bezwaar tegen beëindiging, zal de Ondernemingskamer dienovereenkomstig beslissen en de onmiddellijke voorzieningen beëindigen en wel per heden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 11 januari 2016 getroffen
onmiddellijke voorzieningen bij Inter-Burgo Netherlands B.V.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 25 april 2017.