In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij een verkeersongeval op 31 augustus 2013 in Schagen, waarbij hij als bestuurder van een Chrysler geen voorrang verleende aan een andere bestuurder, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld, maar het hof kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte roekeloos of onvoorzichtig had gehandeld. Het hof baseerde zijn oordeel op het rapport van een verkeersongevallendeskundige, die stelde dat de eerdere conclusies van de politie niet houdbaar waren. Het hof oordeelde dat de verdachte mogelijk voor de kruising was gestopt en dat zijn rijgedrag niet als roekeloos kon worden gekwalificeerd. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.