Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
[appellante] verwijt het openbaar ministerie dat het haar onmogelijk heeft gemaakt om haar zorgen en ongerustheid met de bevoegde instanties te delen, doordat het in een tegen haar lopende strafzaak bewezen heeft geacht dat zij zich aan smaad schuldig heeft gemaakt en dat feit op 27 augustus 2013 heeft geseponeerd onder de voorwaarde dat zij zich gedurende een proeftijd van een jaar niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel op andere wijze zal misdragen.
De vader vindt dat hij zijn pedoseksuele verleden achter zich heeft gelaten, [de minderjarige] loopt geen enkel risico bij hem. Hij verdient een faire kans om te laten zien dat hij de problematiek die er is geweest, heeft weten op te lossen. Het is onjuist dat [appellante] hem dat verleden blijft nadragen. Het is in zijn ogen al evenzeer onjuist dat de raad daarnaar beter onderzoek had moeten doen. De gronden waarop [appellante] haar zorgen en ongerustheid heeft gebaseerd kunnen volgens hem het standpunt van [appellante] niet dragen. [appellante] had zich dan ook dienen te onthouden van het doorlopend vragen van aandacht bij school, raad en andere instanties voor zijn strafrechtelijk verleden. Dat zij dat wel heeft gedaan, is volgens de vader terecht als smaad aangemerkt. Omdat [appellante] niet wil ophouden met dit soort gedragingen, is zijns inziens het voorwaardelijk sepot een passende maatregel.