Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[appellant sub 1],
[appellant sub 2],
PRICEWATERHOUSECOOPERS N.V.,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Ide feiten aan te vullen. Voor zover [appellanten] daarmee beoogt te klagen over de onvolledigheid van de door de rechtbank vastgestelde feiten, gaat het hof aan die klachten voorbij omdat de rechter niet verplicht is alle tussen partijen vaststaande feiten vast te stellen. De feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
van 11 december 1997, Hof) - voor de verdeling van de inkomsten uit de particuliere praktijk in de jaren 1992 tot en met 1999 een onredelijke systematiek gehanteerd?
3.Beoordeling
grieven IV, V, VI, VII, VIII en IXte bespreken. In de grieven worden klachten geuit tegen het oordeel van de rechtbank dat er causaal verband ontbreekt tussen de verweten gedraging van PwC c.s. en de gestelde schade. In de kern betoogt [appellanten] dat de oorzaak van de gestelde schade primair is gelegen in het uitbrengen van de onjuiste en onzorgvuldig door PwC c.s. opgestelde rapporten van 11 januari 2000 en 25 februari 2000. Als rechtstreeks gevolg daarvan is de keten van schadeveroorzakende gebeurtenissen in gang gezet. Deze keten had doorbroken kunnen worden als de rapporten, op het moment dat daartoe aanleiding was geweest, in mei 2005 of in 2007, waren ingetrokken. De keten van gebeurtenissen bestond uit het volgende: het eerste rapport van 11 januari 2000 bevestigde het standpunt van de medische staf en leidde tot opzegging van de samenwerking. Het tweede rapport van 25 februari 2000 bevatte de basis voor het oordeel van SCI dat sprake was van een onredelijke verdeling van de gelden, welk rapport op zijn beurt leidde tot een versteviging van het standpunt en de rechtsvordering van de medische staf in de door de staf ingezette gerechtelijke procedure. Direct daarop heeft de Raad van Bestuur van het AZR besloten dat [appellanten] uit zijn functie zou worden ontheven. Een verband tussen de voor [appellanten] schadelijke gevolgen en de rapporten is onmiskenbaar, aldus nog steeds [appellanten] Het hof overweegt als volgt.