Uitspraak
1.WAVER HOLDING B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
primairABN AMRO - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen tot betaling (i) aan Waver van € 414.227,31, met rente en kosten; (ii) aan Staetelaan van € 278.393,97, met rente en kosten;
subsidiair, alleen voor wat betreft Staetelaan (iii) voor recht te verklaren dat Renteswap Staetelaan niet tot stand is gekomen wegens oneigenlijke dwaling en dat ABN AMRO aan Staetelaan - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - dient terug te betalen al hetgeen door Staetelaan onverschuldigd is betaald ter zake Renteswap Staetelaan, met rente en kosten. De subsidiaire vordering is voor het eerst in hoger beroep ingesteld.
overhedge). Ten tweede heeft ABN AMRO ten onrechte aan Staetelaan geadviseerd om een renteswap af te sluiten met een looptijd die een jaar langer was dan de looptijd van de Onderlinge Lening (
mismatch). Ten derde mocht ABN AMRO aan Staetelaan geen renteswap adviseren, omdat een renteswap, kort gezegd, niet-passend was (schending van de (bijzondere) zorgplicht).
overhedgenu op die datum alle renteswaps waren afgesloten en zij werden bijgestaan door dezelfde accountant die jaren later de vermeende
overhedgeheeft ontdekt. Ten aanzien van de
mismatchstelt ABN AMRO zich op het standpunt dat Waver en Staetelaan uiterlijk 7 augustus 2008 hadden moeten klagen over de
mismatch, nu zij uiterlijk op die datum - op grond van de bevestiging - bekend waren met het feit dat de looptijd van de Onderlinge Lening korter was dan die van de renteswap Staetelaan.
overhedgeen
mismatchtot gevolg hebben dat de renteswap een speculatief beleggingsproduct wordt. Nu ABN AMRO de renteswaps adviseerde binnen de kredietrelatie, behoefde Waver en Staetelaan daarop niet bedacht te zijn. De klachttermijn is gaan lopen toen zij beseften of moesten beseffen dat sprake was van speculatieve beleggingsproducten. Dat zij dat veel eerder hadden moeten beseffen dan in 2011 valt niet in te zien. Bovendien is de enkele omstandigheid dat het lang heeft geduurd voordat is geklaagd, zonder dat daarbij de overige omstandigheden van het geval worden betrokken, ontoereikend voor een succesvol beroep op art. 6:89 BW. Als bijkomende omstandigheid stelt ABN AMRO dat zij is geschaad in haar bewijspositie, omdat zij zich heeft moeten beroepen op voorlichting die haar medewerkers drie jaar eerder aan Waver en Staetelaan hadden gegeven en een tweetal medewerkers niet meer bij haar in dienst zijn. ABN AMRO licht echter niet toe welke informatie ter zake van de gestelde gebreken van
overhedgeen
mismatchdoor het tijdsverloop ontbreekt, zodat niet is komen vast te staan dat ABN AMRO daardoor nadeel heeft geleden.
overhedgevan € 2,5 miljoen. In zoverre is sprake van een speculatief beleggingsproduct. Dat zoals ABN AMRO aanvoert Staetelaan vanwege fiscale redenen een zelfstandig opgerichte entiteit is, maakt het vorenstaande niet anders. Het beslissende punt is dat het risico van rentestijgingen door de Onderlinge Lening niet toeneemt, maar verdeeld wordt over twee entiteiten, Waver voor € 1,5 miljoen en Staetelaan voor € 2,5 miljoen. Indien Staetelaan over de Onderlinge Lening een (marktconforme) vaste rente aan Waver zou hebben betaald, zou Staetelaan geen renteswap nodig hebben gehad, omdat er voor haar geen risico van rentestijgingen was. Dan zou het risico van rentestijgingen geheel bij Waver zijn gebleven en had kunnen worden volstaan met enkel de renteswap Waver van € 4 miljoen, zoals in de memorie van grieven onder 118 terecht naar voren wordt gebracht. Uit het voorgaande volgt dat ABN AMRO Waver en Staetelaan niet passend heeft geadviseerd. Waver en Staetelaan liepen in totaal renterisico over € 4 miljoen en niet over € 6,5 miljoen: er is een
overhedgevan € 2,5 miljoen.
mismatchin looptijd van 12 maanden. Het hof volgt Staetelaan in haar standpunt dat ABN AMRO niet is opgetreden als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur door na te laten haar erop te wijzen dat de looptijd van de Onderlinge Lening en de renteswap Staetelaan op elkaar moeten aansluiten, althans door na te laten haar te wijzen op het bestaande risico van
mismatchen de gevolgen daarvan: namelijk het risico dat na aflossing van de Onderlinge Lening de renteswap zou blijven doorlopen zonder dat er een lening was die een renterisico opleverde waartegen de renteswap zou moeten beschermen, waarmee de renteswap een puur speculatief karakter krijgt, en bovendien door na te laten om te controleren of de Onderlinge Lening en renteswap Staetelaan daadwerkelijk op elkaar aansloten en in plaats daarvan een renteswap met een looptijd tot 1 april 2014 af te sluiten zonder, zo stelt ABN AMRO zelf, bekend te zijn met de looptijd van de Onderlinge Lening waarvan de renteswap Staetelaan het renterisico moest afdekken. Dat ABN AMRO de bevestiging van de renteswap, waarin ook de einddatum van 1 april 2014 is vermeld, naar Staetelaan heeft verstuurd en Staetelaan die bevestiging ondertekend retour heeft gezonden, is onvoldoende om te kunnen stellen dat ABN AMRO niet heeft nagelaten te controleren of de renteswap Staetelaan en de Onderlinge Lening daadwerkelijk op elkaar aansloten. Dat zou wellicht anders kunnen zijn geweest indien zij (ABN AMRO) Staetelaan gevraagd had om aan de hand van de bevestiging na te gaan of de Onderlinge Lening en de renteswap qua looptijd op elkaar aansloten, hetgeen echter niet is gesteld. Overigens is het hof van oordeel dat Staetelaan haar stelling dat ABN AMRO op de hoogte was van de looptijd van de Onderlinge Lening wel degelijk voldoende heeft toegelicht. In de brief van 9 juli 2008 (zie ook 3.1.5) bevestigt ABN AMRO immers expliciet dat zij kennis heeft “genomen van de inhoud en afspraken in de leningovereenkomst” tussen Waver en Staetelaan, hetgeen de stelling van Staetelaan bevestigt dat zij de leningovereenkomst aan ABN AMRO heeft verstrekt. Bovendien, indien ABN AMRO niet wist van de looptijd van de Onderlinge Lening, lag het toch voor de hand uit te gaan van de looptijd van de lening van ABN AMRO aan Waver die (gedeeltelijke) door Waver aan Staetelaan werd doorgeleend, hetgeen ABN AMRO wist. De grieven slagen.
overhedgeen
mismatch, behoeft de grief, nu de grieven 2 tot en met 7 slagen, geen behandeling. Voor zover Waver en Staetelaan stellen dat gehandeld is in strijd met wet- en regelgeving omdat geen informatie is verstrekt over de ‘ingebakken’ opties, gaat het hof daaraan als onvoldoende toegelicht voorbij. Deze grief heeft geen succes.
overhedgevan € 2,5 miljoen zouden zijn gesloten en geen renteswap met een
mismatchvan 12 maanden.
overhedgeen
mismatch,bijkomende schade hebben geleden en kan in het midden blijven of Waver en Staetelaan in de hypothetische situatie inderdaad vaste leningen zouden hebben afgesloten.
overhedgeen
mismatchis onvoldoende gesteld of gebleken. De beslissingen van Waver en Staetelaan om de geadviseerde renteswaps af te sluiten, zijn een direct gevolg van de onjuiste adviezen van ABN AMRO. In dat licht bezien is er naar het oordeel van het hof geen sprake van (noemenswaardige) eigen schuld aan de zijde van Waver en Staetelaan, zodat 100% van de schade voor vergoeding in aanmerking komt. De billijkheid vereist geen andere verdeling van de schade.