ECLI:NL:GHAMS:2017:1636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
200.188.225/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringszaak met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade door ongeval tijdens cursus bedrijfshulpverlening

In deze vrijwaringszaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van [X] Zwaagdijk B.V., voorheen Agrivor B.V., tegen Baauw & Partners B.V. De vordering van [X] is afgewezen, omdat in de hoofdzaak de vordering van de werknemer [Y] tegen [X] was afgewezen. De werknemer had [X] aansprakelijk gesteld voor schade die hij had opgelopen tijdens een cursus bedrijfshulpverlening, georganiseerd door Baauw & Partners. De kantonrechter had in de hoofdzaak de vorderingen van [Y] toegewezen, maar in de vrijwaringszaak de vorderingen van [X] afgewezen. Het hof oordeelde dat, aangezien de vordering van [Y] was afgewezen, de voorwaarde voor een veroordeling van [X] in de vrijwaringszaak niet was vervuld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [X] in de proceskosten van Baauw & Partners. De uitspraak benadrukt de noodzaak van feiten en omstandigheden die een vordering in vrijwaring rechtvaardigen, wat in dit geval ontbrak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.188.225/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 3414858 / CV EXPL 14-6150 WD
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van25 april 2017
inzake
[X] ZWAAGDIJK B.V., voorheen statutair genaamd Agrivor B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. J.H. Prins te Den Helder,
tegen
BAAUW & PARTNERS B.V., h.o.d.n. Veiligheid4All,
gevestigd te Zwaag, gemeente Hoorn,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.T. Spronck te Apeldoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en Baauw & Partners genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 18 december 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 23 september 2015, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [X] als eiseres in vrijwaring en Baauw & Partners als gedaagde in vrijwaring.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 20 januari 2017 doen bepleiten door hum advocaten voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Baauw & Partners in de kosten van het geding in beide instanties.
Baauw & Partners heeft geconcludeerd tot - naar het hof begrijpt - bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Baauw & Partners heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve aangevuld met andere vaststaande feiten ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. Op 28 september 2010 is [Y] een werknemer van de rechtsvoorganger van [X] , bij een door Baauw & Partners in opdracht van de werkgever georganiseerde herhalingscursus bedrijfshulpverlening, ten val gekomen. Daarbij heeft hij rugletsel opgelopen. Bij brief van 8 maart 2013 heeft [Y] [X] aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van dit ongeval. Op 29 april 2014 heeft [Y] [X] gedagvaard en daarbij onder meer gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [X] aansprakelijk is voor de door [Y] geleden en nog te lijden schade, alsmede dat [X] wordt veroordeeld tot vergoeding van die schade. Na toestemming door de kantonrechter heeft [X] Baauw & Partners op 7 september 2014 in vrijwaring gedagvaard.
3.2
[X] heeft daartoe, kort samengevat, gesteld dat Baauw & Partners toerekenbaar tekort is geschoten bij de vervulling van de opdracht tot het geven van een training bedrijfshulpverlening dan wel dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, zodat ingeval [X] in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot betaling van schade aan [Y] , Baauw & Partners gehouden is deze schade aan [X] te vergoeden.
3.3
Baauw & Partners heeft verweer gevoerd. Primair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat op grond van de tussen partijen overeengekomen algemene voorwaarden de aansprakelijkheid voor dit soort schades behoudens opzet of grove schuld is uitgesloten en dat daarvan in dit geval geen sprake is, terwijl de eventuele aansprakelijkheid verder is beperkt tot, kort gezegd, het maximum van haar declaratie voor het geven van de cursus aan [Y] . Voorts heeft Baauw & Partners verzocht om voeging aan de zijde van [X] .
3.4
Nadat de kantonrechter de betreffende voeging heeft toegestaan, heeft hij in de hoofdzaak de vorderingen van [Y] toegewezen, en in de vrijwaringszaak de vorderingen van [X] afgewezen. Hij heeft daartoe onder rov. 4.2 het volgende overwogen.
“Dat Agrivor ([X] , hof
) in de hoofdzaak aansprakelijk is gehouden voor de door [Y] geleden en te lijden schade, leidt er op zichzelf nog niet toe dat Agrivor zich voor verhaal tot Baauw & Partners kan wenden. Ook niet als, zoals in onderhavig geval, de oorsprong van de schade is gelegen in een ongeval dat [Y] is overkomen tijdens een door Baauw & Partners in opdracht van Agrivor georganiseerde cursus. Uitgaande van de aansprakelijkheid van Agrivor jegens [Y] , kan Agrivor[zich]
slechts tot verhaal jegens Baauw & Partners wenden indien er sprake is van feiten en omstandigheden die dit rechtvaardigen. Dergelijke feiten zijn gesteld noch gebleken.”
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met haar grieven op.
3.5
Het hof overweegt het volgende. Bij arrest van heden in de zaak [X] / [Y] (zaaknummer 200.188.213/01) heeft het hof het vonnis van de kantonrechter in die zaak vernietigd en de vorderingen van [Y] alsnog afgewezen.
Dit brengt met zich dat gezien de in de onderhavige (vrijwarings)zaak geldende voorwaarde, dat een veroordeling van [X] aan de orde is, niet is vervuld. De vordering van [X] in de onderhavige (vrijwarings)zaak zal daarom evenals door de kantonrechter, maar op andere gronden, worden afgewezen. [X] zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Baauw & Partners. Bij verdere behandeling van de grieven heeft [X] geen belang.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Baauw & Partners begroot op € 718,00 aan verschotten en € 2.682,00 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, C.M. Aarts en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.