Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die sinds 15 september 2014 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI). De moeder van [de minderjarige] heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 14 september 2016 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd. De moeder betoogde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig waren en dat de GI de maatregel oneigenlijk gebruikte om omgang tussen de vader en [de minderjarige] te bewerkstelligen.
Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige], die zich in een loyaliteitsconflict bevindt tussen zijn ouders. De ouders hebben sinds de beëindiging van hun relatie in 2012 een langdurige juridische strijd gevoerd, wat heeft geleid tot een negatieve invloed op de emotionele ontwikkeling van [de minderjarige]. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd de ondertoezichtstelling te handhaven, omdat de ouders nog onvoldoende in staat zijn om de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen en de communicatie tussen hen nog steeds gebrekkig is.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [de minderjarige] te beschermen en heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. De ondertoezichtstelling is verlengd voor de duur van twaalf maanden, zodat de GI kan blijven toezien op de situatie en de ouders kan begeleiden in hun verantwoordelijkheden.