ECLI:NL:GHAMS:2017:1609
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.G.H. Beckers
- M.C. Schenkeveld
- M. van Yperen-Groenleer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om ouderlijk gezag door gegronde vrees voor belangen van het kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om hem te belasten met het ouderlijk gezag over zijn kind, [de minderjarige]. De vader had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016 aangevochten, waarin zijn verzoek om ouderlijk gezag was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er gegronde vrees bestond dat de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd indien de vader met het gezag zou worden belast. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 3 maart 2017 zijn de vader, de gecertificeerde instelling (GI) en de raad voor de kinderbescherming verschenen. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De vader heeft [de minderjarige] erkend, maar de moeder is onder curatele gesteld en de GI heeft de voogdij over [de minderjarige] en zijn oudere zus, [dochter]. De vader heeft betoogd dat hij in staat is om het gezag uit te oefenen en dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij met het gezag wordt belast. De GI en de raad hebben echter aangegeven dat er veel belemmeringen zijn voor het toewijzen van het verzoek van de vader, waaronder de slechte communicatie tussen de ouders en de zorg voor de kwetsbare gezondheid van [de minderjarige]. Het hof heeft geconcludeerd dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van [de minderjarige] worden verwaarloosd indien de vader met het gezag wordt belast. Het verzoek van de vader is afgewezen en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.