In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man ten aanzien van zijn kinderen en ex-partner. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2016, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen was vastgesteld op € 450,- per maand, en een verzoek van de vrouw om een uitkering tot haar levensonderhoud van € 880,- per maand was afgewezen. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om de man te veroordelen tot een hogere bijdrage in de kosten van de kinderen en haar levensonderhoud.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 20 november 2015 is ontbonden en dat zij gezamenlijk het gezag hebben over drie kinderen. De man heeft in de procedure zijn financiële situatie uiteengezet, inclusief zijn inkomen en schulden, en heeft betoogd dat hij niet in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. Het hof heeft de financiële gegevens van beide partijen beoordeeld, waaronder de jaaropgaven en salarisspecificaties van de man, en heeft geconcludeerd dat de man, gezien zijn faillissement en de daaruit voortvloeiende financiële situatie, niet in staat is om de volledige alimentatie te betalen.
De beslissing van het hof houdt in dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld op € 178,- per maand voor de periode van 20 november 2015 tot en met 31 december 2015, € 50,- per maand voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, en € 131,- per maand voor de periode van 1 januari 2017 tot 14 februari 2017. Vanaf 14 februari 2017 is de bijdrage vastgesteld op € 50,- per maand. De verzoeken van de vrouw om een hogere bijdrage in de kosten van de kinderen en haar levensonderhoud zijn afgewezen, en de bestreden beschikking is in zoverre vernietigd.