ECLI:NL:GHAMS:2017:1596
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen-Poortvliet
- C.M.J. Peters
- M.C. Schenkeveld
- Rechtspraak.nl
Verdeling van goederen en eigendom na ontbinding van huwelijk met huwelijkse voorwaarden
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na de ontbinding van een huwelijk tussen de man en de vrouw. Het huwelijk heeft plaatsgevonden van 2008 tot 2013 onder huwelijkse voorwaarden die uitsluiting van gemeenschap van goederen inhielden. De man is in hoger beroep gekomen van twee vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, waarin de eigendom van verschillende inboedelgoederen en een paard werd vastgesteld. De man vorderde onder andere dat de goederen, zoals genoemd in de dagvaarding, aan hem toebehoren, en dat de vrouw hem moest vergoeden voor kosten die hij had gemaakt voor het paard en de bemiddelaar. De vrouw voerde aan dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vorderingen en dat de goederen aan haar toebehoren.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat de huwelijkse voorwaarden bepalend zijn voor de eigendom van de goederen. Het hof heeft geoordeeld dat de goederen, voor zover niet anders bewezen, aan ieder van de echtgenoten voor de helft toebehoren. Het hof heeft de vorderingen van de man gedeeltelijk toegewezen, waaronder de vergoeding voor de kosten van de bemiddelaar en de kosten voor het paard, en heeft de vrouw veroordeeld tot betaling van deze bedragen. De vrouw is ook veroordeeld tot betaling van een bedrag dat de man had voorgeschoten voor een lening van TES Installatietechniek. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.