ECLI:NL:GHAMS:2017:1589
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- R. Röttgering
- A. Iedema
- J. Leenaers
- Rechtspraak.nl
Klaagschrift ex art. 552b Sv prematuur, beslissing tot verbeurdverklaring niet onherroepelijk
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die verzocht om teruggave van een bedrag van € 50.000,00 dat op 16 april 2012 onder verdachte in beslag was genomen. Het hof heeft vastgesteld dat het klaagschrift prematuur was, omdat de beslissing tot verbeurdverklaring van het geldbedrag nog niet onherroepelijk was. Klaagster had het klaagschrift ingediend op basis van artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar het hof heeft dit klaagschrift geherkwalificeerd als ingediend op basis van artikel 552a Sv, omdat uit de inhoud bleek dat klaagster van die mogelijkheid gebruik had willen maken.
Het hof heeft de procesgang in de zaak uiteengezet, waarbij het eerder arrest van 31 maart 2016 werd genoemd, waarin het geldbedrag verbeurd was verklaard. Klaagster had in cassatie beroep ingesteld tegen dit arrest, waardoor de verbeurdverklaring nog niet uitvoerbaar was. Het hof heeft geconcludeerd dat klaagster in haar beklag niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar heeft haar klaagschrift toch als ontvankelijk beschouwd op basis van artikel 552a Sv.
Vervolgens heeft het hof het belang van strafvordering beoordeeld. Het hof oordeelde dat de mogelijke verbeurdverklaring van het bedrag een grond voor inbeslagname vormde, en dat er geen bewijs was van een kennelijke vergissing in de eerdere beslissing. Daarom stond het belang van strafvordering aan teruggave in de weg, en heeft het hof het klaagschrift ongegrond verklaard. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.