ECLI:NL:GHAMS:2017:1510

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
23-002599-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake aanwezig hebben van metamfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van metamfetamine, een middel dat onder de Opiumwet valt. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer vijf pillen metamfetamine en 7,24 gram metamfetamine op 11 juni 2016 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van drie maanden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen had. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad van de metamfetamine en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof legde een gevangenisstraf van vier weken op, evenals een geldboete van € 1.800,00. De in beslag genomen geldbedragen werden teruggegeven aan de verdachte, omdat niet was aangetoond dat deze uit de baten van het strafbare feit waren verkregen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de uitspraak openbaar werd gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002599-16
datum uitspraak: 25 april 2017
VERSTEK (niet gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-702094-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervoerd (ongeveer) vijf, althans een of meer pil(len) metamfetamine en/of 7,24 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (artikel 2 van de Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad vijf pillen metamfetamine en 7,24 gram metamfetamine.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid pillen en een aantal plastic zakjes bevattende metamfetamine. Metamfetamine is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 maart 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur passend en geboden.

In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen, te weten een bedrag van 1797,95 euro, een biljet van 50 Peso’s en een biljet van 5 Britse Pond, dienen te worden verbeurdverklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van metamfetamine. Nu niet is komen vast te staan dat de bij verdachte aangetroffen geldbedragen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen en evenmin sprake is van één van de andere in artikel 33a Sr. genoemde mogelijkheden die de geldbedragen vatbaar maken voor verbeurdverklaring, dienen zij terug te worden gegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.800,00 (duizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van 1795 euro aan biljetten en 2,45 euro aan munten, een biljet van 50 Peso’s en een biljet van 5 Britse Pond.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2017,
zijnde mrs. Kleene-Krom en Cox buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.