ECLI:NL:GHAMS:2017:1502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
23-004517-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechtbank na hoger beroep wegens dubbele vervolging onder verschillende achternamen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was onder twee verschillende achternamen vervolgd voor hetzelfde feit, wat leidde tot complicaties in de rechtsgang. De advocaat van de verdachte voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de eerdere vervolging onder de andere achternaam, waardoor hij niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van de zaak op 13 oktober 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de raadsman niet op de hoogte was van de zitting en dat de politierechter niet had mogen oordelen zonder de aanwezigheid van de raadsman. Het hof heeft daarom besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, zodat de verdachte recht kan worden gedaan in twee feitelijke instanties, zoals vereist door de wet. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een goede rechtsgang en de rol van de raadsman in het proces.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004517-16
Datum uitspraak: 7 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-097976-15 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar te weten [slachtoffer] gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel heeft gegrepen en/of vastgepakt en/of vastgehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [raadsman] , advocaat te Haarlem, aangevoerd dat de verdachte zowel onder de naam [verdachte 1] (geboren te [geboorteplaats] , Suriname, op [geboortedatum] ) als onder de naam Harold Marvin [verdachte 2] (geboren te [geboorteplaats] , Suriname, op [geboortedatum] ) is vervolgd door het openbaar ministerie voor het onderhavige feit.
De raadsman heeft zich in de zaak van de verdachte onder de achternaam [verdachte 2] (parketnummer 13-120480-15) gesteld als raadsman; in die zaak zijn op verzoek van de verdediging getuigen gehoord. Aangezien de raadsman niet op de hoogte was van de vervolging voor hetzelfde feit onder de achternaam [verdachte 1] heeft hij zich niet als raadsman in die zaak gesteld en was hij op 13 oktober 2016 niet bij de behandeling van de strafzaak tegen [verdachte 1] aanwezig. In de zaak onder de achternaam [verdachte 2] is het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft het hof (primair) verzocht de zaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, omdat hij – door een fout van het openbaar ministerie, dat volgens de raadsman had kunnen weten dat de verdachte onder twee verschillende achternamen voor hetzelfde feit werd vervolgd – niet ingevolge het bepaalde in artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de terechtzitting in eerste aanleg op de hoogte is gesteld, terwijl hij in de andere zaak van de verdachte met exact dezelfde tenlastelegging zich wel als raadsman had gesteld, en de politierechter daarom niet aan de behandeling van de onderhavige zaak had mogen toekomen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat terugwijzing naar de politierechter niet noodzakelijk is en dat de zaak inhoudelijk door het gerechtshof kan worden behandeld.
Uit de aantekening mondeling vonnis van 13 oktober 2016 blijkt dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken dat de raadsman een afschrift van de dagvaarding voor de terechtzitting van 13 oktober 2016 is toegezonden of dat hij op andere wijze van de dag van de terechtzitting op de hoogte is geraakt.
Hoewel in de hoofdzaak door de politierechter in de rechtbank Amsterdam is beslist, brengt het in artikel 423, tweede lid, Sv besloten liggende beginsel dat een verdachte in aan hoger beroep onderworpen zaken aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties in onderhavige zaak mee dat, na vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, de zaak wordt teruggewezen naar de eerste rechter. Het hof overweegt daartoe dat de politierechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen omdat de raadsman van de verdachte, zijnde een persoon die een kernrol vervult bij het onderzoek ter terechtzitting, niet was verschenen en ook niet van de terechtzitting op de hoogte was. Nu bovendien de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft verzocht dat de zaak wordt teruggewezen naar de rechtbank, komt het hof tot de navolgende beslissing. Het overigens door de raadsman gevoerde verweer behoeft onder deze omstandigheden geen bespreking meer.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 april 2017.