ECLI:NL:GHAMS:2017:1501

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
23-001959-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en veroordeling wegens straatschenderij door Ajaxsupporter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een Ajaxsupporter, was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en baldadigheid. De tenlastelegging betrof het gooien van een blikje in de richting van supporters van de rivaliserende club Cambuur Leeuwarden op 9 maart 2014 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan baldadigheid, wat strafbaar is als straatschenderij. De opgelegde straf bestond uit een geldboete van €150,00 en drie dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Het hof overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat de ernst van het feit in verhouding stond tot de opgelegde straf. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat onvoldoende causaal verband was aangetoond tussen de schade en het handelen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001959-16
Datum uitspraak: 21 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706951-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ter terechtzitting in hoger beroep door verdachte opgegeven (post)adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 9 maart 2014 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Loper, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal, in elk geval een of meer personen ( supporters van [naam]), welk geweld bestond uit het gooien en/of smijten met stenen en/of flesjes en/of blikjes en/of ( andere) voowerpen in de richting van die personen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, de Loper en/of de Passage, althans op enige voor het publiek toegankelijke plaats, tegen personen (supporters van de [naam]) baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid uit het (in de richting van die supporters) gooien van een blikje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van openlijke geweldpleging

Met de politierechter, de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 maart 2014 te Amsterdam op de openbare weg, De Loper, tegen personen (supporters van de [naam]) baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid uit het in de richting van die supporters gooien van een blikje.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
straatschenderij.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde (thans het
primairten laste gelegde) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 20 uren voorwaardelijk, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en diens financiële draagkracht. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, een Ajaxsupporter, heeft zich schuldig gemaakt aan straatschenderij door een blikje te gooien in de richting van voetbalsupporters van de rivaliserende [naam], waardoor gevaar of nadeel teweeg kon worden gebracht. Door zijn handelen heeft de verdachte de handhaving van de openbare orde bemoeilijkt.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 23 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld is, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals bepleit door de raadsman van de verdachte, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst en de aard van de bewezenverklaarde overtreding. Het bewezenverklaarde is evenwel niet van dusdanige ernst en aard dat niet volstaan zou kunnen worden met een voorwaardelijke en lagere geldboete dan door de advocaat-generaal gevorderd, waarbij het hof in het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit aanleiding ziet om in dit geval de proeftijd op één jaar te stellen.
Alles afwegende acht het hof de na te melden straf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Op deze vorderingen is in eerste aanleg abusievelijk niet door de politierechter beslist. De benadeelde partijen hebben zich allen in hoger beroep opnieuw gevoegd, telkens voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering. De vorderingen zijn mitsdien in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding telkens vanwege het ontbreken van causaal verband. De verdediging heeft zich – subsidiair – bij dit standpunt aangesloten.
Het hof overweegt dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in de vorderingen tot schadevergoeding niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 424 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 april 2017.
[...]
.