ECLI:NL:GHAMS:2017:1457

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
200.191.392/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over het plaatsen van een schotelantenne op het dak van een appartementsgebouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten tegen Stichting Ymere, betreffende de huur van een appartement en de weigering van de verhuurster om een schotelantenne op het dak van het appartementsgebouw toe te staan. De appellanten, die sinds 1 december 2009 een appartement huren, hebben in 2013 een aanvraag ingediend om een schotelantenne te mogen plaatsen, welke door Ymere is afgewezen. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis de vorderingen van de appellanten afgewezen, met de overweging dat het recht op vrije nieuwsgaring niet zo ver strekt dat anderen hun eigendommen ter beschikking moeten stellen voor het plaatsen van schotelantennes. Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat Ymere een gerechtvaardigd belang heeft bij het weren van schotelantennes op het dak, onder andere ter bescherming van haar eigendomsrecht en de belangen van andere bewoners. Het hof oordeelt dat er voor de appellanten voldoende alternatieven zijn om hun recht op vrije nieuwsgaring uit te oefenen, zoals het gebruik van een schotelantenne op het balkon en het ontvangen van Arabische zenders via internet. De weigering van Ymere om toestemming te verlenen voor het plaatsen van de schotelantenne op het dak is daarmee niet in strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de appellanten af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.191.392/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : CV 15-15114
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 april 2017
inzake

1.[appellant]

2.
[appellant],
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. J. Verlaan te Amsterdam,
tegen
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.L. van Praag te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en Ymere genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 10 mei 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 16 februari 2016, onder bovenvermeld rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en Ymere als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 2 maart 2017 doen bepleiten, [appellanten] door mr. P.A.M. Neijtzell de Wilde en mr. F.A. Roscam Abbing, beiden advocaat te Amsterdam, en Ymere door mr. A.B. Blomberg, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Zoals ter zitting afgesproken zijn door mr. Blomberg na de zitting per e-mail de toepasselijke algemene huurvoorwaarden aan het hof toegezonden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest - alsnog de vorderingen van [appellanten] zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding zal toewijzen, met veroordeling van Ymere in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Ymere heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
[appellanten] hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘Feiten’ de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende
2.1
[appellanten] huren sinds 1 december 2009 van Ymere een appartement aan de [adres] in [woonplaats] . [appellanten] zijn afkomstig uit Marokko en wonen sinds 1998 in Nederland.
2.2
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden woningen, versie oktober 2006, van Ymere. Artikel 15.1 van die Algemene Voorwaarden luidt als volgt:
“Indien het gebouw of het complex waarvan de woning deel uitmaakt, is of wordt gesplitst in appartementen, is de huurder op grond van wettelijke regelingen verplicht de uit de splitsingsakte, statuten, regelementen en besluiten voortvloeiende voorschriften in acht te nemen en op te volgen, nadat Ymere die verplichtingen heeft meegedeeld.”
2.3
In het gebouw waarin het appartement van [appellanten] is gelegen (hierna: het appartementsgebouw) zijn in totaal 35 appartementen aanwezig, waarvan 30 in eigendom van Ymere. Op 3 oktober 2011 is een splitsingsakte gepasseerd. Er is een vereniging van eigenaars (hierna: VvE). Het dak van het appartementsgebouw behoort toe aan de VvE. Artikel 22.2 van de splitsingsakte luidt – voor zover hier van belang - als volgt:
“Het zichtbaar aanbrengen in of aan het gebouw van (…) (schotel)antennes (…) mag slechts geschieden met toestemming van de vergadering of volgens regels te bepalen in het huishoudelijk reglement.”
De VvE heeft in 2013 besloten geen schotelantennes toe te staan op het dak van het appartementsgebouw.
2.4
[appellanten] hebben op het dak van het appartementsgebouw op 12 december 2009 een schotelantenne geplaatst. In 2013 hebben zij die antenne op verzoek van Ymere verwijderd.
2.5
Op 13 mei 2013 hebben [appellanten] bij Ymere een aanvraag gedaan om een schotelantenne te mogen plaatsen op het dak van het appartementsgebouw. Die aanvraag is door Ymere afgewezen.
2.6
In opdracht van [appellanten] is door een deskundig bureau onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van ontvangst van Arabische zenders via een op het balkon van [appellanten] geplaatste schotelantenne. Volgens het onderzoeksrapport zijn die mogelijkheden niet of nauwelijks aanwezig.

3.Beoordeling

3.1
[appellanten] hebben in eerste aanleg - kort gezegd - gevorderd om Ymere te veroordelen aan [appellanten] schriftelijk toestemming te verlenen tot en feitelijk zorg te dragen voor het plaatsen van een schotelantenne op het dak van het appartementsgebouw, op straffe van een dwangsom, alsmede om Ymere te veroordelen tot betaling aan hen van € 1.709,48 te vermeerderen met wettelijke rente over € 1.486,50, met proceskostenveroordeling.
De kantonrechter heeft deze vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen en [appellanten] in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat het recht op vrije nieuwsgaring niet zover gaat dat anderen dan degene die vrij nieuws wenst te vergaren hun eigendommen ter beschikking moeten stellen om daarop schotelantennes aan te brengen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat Ymere niet de eigenaar is van het dak, zodat een recht als door [appellanten] gesteld aan de VvE had moeten worden gericht. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met twee grieven op.
3.2
Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het recht op vrije nieuwsgaring ex artikel 10 EVRM niet zover strekt dat eigenaren van de appartementen hun eigendommen ter beschikking dienen te stellen aan [appellanten] zodat die vrij nieuws kunnen vergaren. Grief II richt zich tegen de overweging dat indien een recht als door hen gesteld zou bestaan, [appellanten] zich tot de VvE hadden dienen te wenden.
3.3
Ter toelichting op grief I wijzen [appellanten] erop dat artikel 10 EVRM een fundamenteel recht is dat alleen vanwege zwaarwegende belangen kan worden ingeperkt en dat dit recht zich mede uitstrekt tot het ontvangen van entertainment. Het plaatsen van de schotel op het balkon geeft gedurende enkele maanden per jaar geen ontvangst en er zijn geen alternatieven anders dan plaatsing op het dak. [appellanten] verwijzen naar de lijst met zenders die zij wensen te ontvangen en stellen dat een aantal van die zenders alleen via een duur internetabonnement kan worden ontvangen. Nu geen sprake is van een redelijk alternatief dat minstens hetzelfde biedt als de schotelantenne, is een verbod op het plaatsen van een antenne op het dak in strijd met artikel 10 EVRM, aldus [appellanten] Het belang van de eigenaren om gevrijwaard te blijven van mogelijke lekkage en schade is onvoldoende zwaarwegend om een inbreuk op het fundamentele recht van vrijheid van informatie te rechtvaardigen.
Zij betwisten voorts dat er ooit schade is veroorzaakt aan het dak door de aanwezigheid van een schotelantenne, laat staan die van [appellanten] Volgens [appellanten] kunnen er bovendien afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de schotelantenne wordt geplaatst, bijvoorbeeld inhoudende dat bij eventuele stortingen of andere gebreken aan de schotelantenne het dak slechts door professionals mag worden betreden om het gebrek te verhelpen.
3.4
Ymere heeft de beide grieven bestreden. Volgens Ymere strekt artikel 10 EVRM niet zover dat Ymere toestemming moet verlenen tot het gebruik van het dak van het appartementsgebouw. Daartoe stelt Ymere voorop dat het dak geen onderdeel uitmaakt van het gehuurde. [appellanten] hebben op grond van de huurovereenkomst geen recht op (individueel) gebruik van het dak voor het plaatsen van een schotelantenne. Ymere handelt dan ook niet in strijd met artikel 10 EVRM door daarvoor geen toestemming te verlenen. Van een inbreuk op het recht van vrije nieuwsgaring is geen sprake. [appellanten] kunnen binnen het gehuurde vrijelijk hun recht van vrije nieuwsgaring uitoefenen. Daartoe heeft Ymere toestemming verleend voor het plaatsen van een schotel op het balkon. Tot meer is zij niet gehouden.
Subsidiair voert Ymere aan dat er voor [appellanten] voldoende redelijke alternatieven voorhanden zijn. Anders dan [appellanten] stellen volgt uit de jurisprudentie van het EHRM niet dat de alternatieven ‘minstens hetzelfde’ moeten bieden als een schotelantenne op het dak. Beoordeeld moet worden of er een ‘voldoende gelijkwaardig alternatief’ is. Zou al sprake zou zijn van een beperking van het recht ex artikel 10 EVRM, dan zou een belangenafweging ertoe leiden dat die beperking gerechtvaardigd is. Tot de belangen van de eigenaren van het dak behoort onder meer het belang om gevrijwaard te blijven van lekkages en andere vormen van schade.
3.5
Tussen partijen is niet in geschil dat het dak van het appartementsgebouw geen onderdeel uitmaakt van het gehuurde. Partijen twisten over de vraag of het recht op vrije nieuwsgaring kan meebrengen dat Ymere haar - niet in verhuur uitgegeven - eigendom ter beschikking moet stellen teneinde [appellanten] in de gelegenheid te stellen hun recht uit te oefenen, en meer in het bijzonder de vraag of Ymere daartoe ook gehouden kan worden ten aanzien van een dak waarvan zij slechts mede-eigenaar is. Naar het oordeel van het hof kunnen deze geschilpunten evenwel onbesproken blijven, aangezien de vordering op grond van het hierna volgende niet toewijsbaar is, zelfs niet als voormelde vragen bevestigend beantwoord zouden moeten worden. Het hof gaat daarvan dan ook veronderstellenderwijs uit.
3.6
Het hof stelt voorop dat ook een fundamenteel recht als het recht op vrije nieuwsgaring niet absoluut is. Het tweede lid van artikel 10 EVRM bepaalt dat dit recht kan worden beperkt onder meer ter bescherming van de rechten van anderen. In dit geval doet Ymere een beroep op bescherming van haar eigendomsrecht en de belangen van de andere bewoners in het pand waarvoor zij verantwoordelijk is. Tevens stelt zij dat er een voldoende gelijkwaardig alternatief voorhanden is voor [appellanten] Het komt derhalve aan op een weging van de over en weer gestelde belangen.
3.7
Het hof oordeelt dat deze belangenafweging in het voordeel van Ymere uitvalt en overweegt daartoe het volgende. Ymere heeft gesteld dat het plaatsen van schotelantennes de kans op lekkages vergroot. In 2013 heeft zich daadwerkelijk op het dak van het appartementsgebouw een lekkage voorgedaan als gevolg van een of meer van de aanwezige schotelantennes, hetgeen heeft geleid tot de beslissing van de VvE om schotelantennes op het dak niet toe te staan. Dat was ook het moment dat Ymere de aanwezigheid van de schotelantenne van [appellanten] ontdekte en zij de verwijdering daarvan heeft verzocht. Weliswaar is deze lekkage betwist door [appellanten] , maar in het licht van de gemotiveerde stellingen van Ymere konden [appellanten] niet volstaan met een kale betwisting, zodat daaraan voorbij gegaan zal worden. Ook is door [appellanten] niet weersproken dat plaatsing van schotels op het dak in het algemeen het risico op lekkage vergroot.
Verder heeft Ymere toegelicht dat de plaatsing van schotels op het dak veelal gepaard gaat met gevaarlijk gedrag van bewoners die, wanneer zich gebreken voordoen, zelf het dak op gaan om die gebreken te verhelpen om zich zo de kosten van een professional te besparen. Ymere kan zich de daarmee gepaard gaande risico’s als mede-eigenaar en beheerder van het appartementsgebouw niet permitteren, zo stelt zij.
3.8
Dit zijn beide zwaarwegende en gerechtvaardigde belangen van Ymere als mede-eigenaar en beheerder van het appartementsgebouw, die zich verzetten tegen de door [appellanten] gewenste plaatsing van een schotelantenne op het dak.
Weliswaar hebben [appellanten] hiertegen aangevoerd dat er afspraken gemaakt kunnen worden over de wijze waarop de schotelantenne wordt geplaatst en dat bij eventuele storingen of andere gebreken aan de schotelantenne het dak slechts door professionals mag worden betreden om het gebrek te verhelpen, maar deze voorstellen zijn niet voldoende om genoemde belangen van Ymere te ontkrachten. [appellanten] hebben immers niet nader toegelicht op welke wijze het risico van lekkage zou kunnen worden weggenomen. En de voorgestelde afspraak met betrekking tot de reparaties is evenmin concreet genoeg, te meer nu [appellanten] daarbij niet vermelden welke kosten met dat voorstel gepaard zouden gaan en voor wiens rekening die in hun visie zouden komen.
3.9
In de belangenafweging dient voorts aan de orde te komen of er voor [appellanten] een voldoende gelijkwaardig alternatief voorhanden is. Anders dan [appellanten] betogen is hiervan niet eerst sprake indien dit alternatief ‘minstens gelijkwaardig’ is. Ook alternatieve vormen van informatiegaring die minder goed aan de wensen van betrokkene voldoen, kunnen als voldoende volwaardige alternatieven worden beschouwd. Ymere heeft in dit verband in eerste aanleg gewezen op diverse Marokkaanse zenders die via internet beschikbaar zijn, zoals Trefoil TV, World Wide Internet TV en TVover.net. Via internettelevisie kan op vergelijkbare wijze als met een gewone televisie naar programma’s worden gekeken. Daarnaast zijn er via streamingfaciliteiten als AraabTV of ZaapTV meer dan 600 Arabische zenders te ontvangen, aldus Ymere.
[appellanten] hebben daartegen ingebracht dat zij via een schotelantenne op het dak achttien met name genoemde zenders kunnen ontvangen, die zij graag wensen te zien. Via de schotel op het balkon kunnen gedurende enkele maanden deze zenders niet worden ontvangen. Weliswaar kunnen via internetabonnementen een zeer groot aantal zenders worden ontvangen, maar volgens [appellanten] zijn die abonnementen duur en kunnen zij dat niet betalen. In dat verband is door [appellanten] een bedrag van € 17,50 per maand genoemd.
3.1
Het hof concludeert dat [appellanten] een gedeelte van het jaar via de schotelantenne op het balkon alle gewenste zenders kunnen ontvangen en de rest van het jaar op andere wijze kennis kunnen nemen van een zeer groot aanbod aan Arabische zenders, zodat in dat opzicht sprake is van een voldoende gelijkwaardig alternatief. De stelling dat zij niet in staat zouden zijn het daarmee gepaarde gaande abonnementsgeld te betalen wordt verworpen bij gebreke van enig door [appellanten] gegeven inzicht in hun inkomens- en vermogenspositie.
3.11
Aangezien Ymere enerzijds een gerechtvaardigd belang heeft bij het weren van schotelantennes op het dak van het appartementsgebouw en voor [appellanten] anderzijds een voldoende gelijkwaardig alternatief bestaat om het recht op vrije nieuwsgaring uit te oefenen, is de slotsom dat de weigering van Ymere geen schending van artikel 10 EVRM oplevert. De vorderingen van [appellanten] zijn daarmee niet toewijsbaar. Grief 1 faalt.
3.12
Grief II is gericht tegen een overweging ten overvloede in het bestreden vonnis en zou ook bij het welslagen daarvan niet tot een ander dictum kunnen leiden.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
3.13
[appellanten] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ymere begroot op € 718,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, R.J.M. Smit en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.