ECLI:NL:GHAMS:2017:1453
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.S. Arnold
- M. Jurgens
- G.J. Visser
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in internationale rechtsmacht bij vorderingen uit overeenkomst en onrechtmatige daad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen twee partijen, waarbij de appellant in hoger beroep was gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellant had de rechtbank verzocht om de geïntimeerde te veroordelen tot het verwijderen van een aan zijn pand uitstekende pijp, betaling van een geldsom, en omlegging van de waterafvoer. De kantonrechter had zich echter onbevoegd verklaard, omdat de vorderingen niet gebaseerd zouden zijn op een zakelijk recht volgens de EEX-Verordening. De appellant voerde in hoger beroep aan dat de vorderingen wel degelijk gebaseerd waren op een overeenkomst die in Amsterdam moest worden uitgevoerd en op een onrechtmatige daad die in Amsterdam had plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte onbevoegd was verklaard en dat de vorderingen wel degelijk onder de Nederlandse rechtsmacht vielen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verwees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor verdere afdoening. De kosten van het hoger beroep werden afhankelijk gesteld van de einduitspraak.