2.1De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.11 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit de niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.Bij schriftelijke huurovereenkomst winkelruimte in de zin van artikel 7:290 BW van 29 januari 2008 heeft [geïntimeerde] de bedrijfsruimte in het pand [adres] (hierna: de bedrijfsruimte) gehuurd van [A] en [B] (hierna: [A] en [B] ). De aanvangshuurprijs bedroeg € 15.000,= per jaar.
2.1.2.[A] en [B] hebben het pand later ingebracht in Rozentuin. Rozentuin is thans eigenares van het pand [adres] te Amsterdam. Aandeelhoudster van Rozentuin is Servare B.V., waarvan de aandelen worden gehouden door [A] en [B] .
2.1.3.Bij brief van 7 juli 2011 (hierna: de kaderovereenkomst) heeft Rozentuin aan [geïntimeerde] onder meer geschreven:
Afgelopen 18 mei 2011 had Rozentuin (“Verhuurder”) met u (“Huurder”) een vertrouwelijk overleg (…). Bijgaand volgt een samenvatting van hetgeen wij bespraken:
1. Dat Verhuurder medio juni 2011 een bouwvergunning voor maximale uitbreiding tot 89 m2 bruto verhuurbaar oppervlak aan de achterzijde van het pand [adres] verwacht aan te vragen. De uitvoering van het plan zal in de loop van 2012 zijn volbracht. Het bijgaand schetsplan dat door de architect van Verhuurder is opgesteld, geldt als een impressie van dit renovatieplan.
2. Bij realisatie van het plan zal Verhuurder zoveel als mogelijk is rekening houden met de behoeften van de huurder inzake muren, leiding loop nutsvoorzieningen, etc.
a. Verhuurder en huurder zullen elkaar betrekken bij de aanbouw en verbouw van het pand binnen de verschillende fasen van het project.
b. Verhuurder en huurder zullen in samenspraak de effecten van de verbouwing voor de dagelijkse uitvoering van praktijk van de huurder proberen te verminderen.
3. Huurder is bewust en accepteert dat door de aanbouw overlast voor hem zal plaatsvinden.
4. Dat de aanbouw na realisatie zal worden samengevoegd met het oppervlak dat door Huurder wordt gehuurd.
5. De Verhuurder bedoelt vervolgens aan Huurder en één of meerdere verwante praktijken in een zorgcentrum onderdak te bieden, zoals: tandartsen, mondhygiënisten, orthodontisten, etc…
6. Huurder en Verhuurder zullen het zorgcentrum herindelen, waarbij de Huurder met het oog op het rendabiliteit van het zorgcentrum, een deel van het huidige door Huurder gehuurde oppervlak zal afstaan ten behoeve van de andere specialisten.
(…)
9. Huurder heeft te kennen gegeven dat zij als Beheerder van het nieuwe zorgcentrum zal willen optreden en uit hoofde van deze functie overeenkomsten met de onderhuurders/partijen zal gaan afsluiten. Besproken is dat dit nader dient te worden uitgewerkt in de afspraken bij de nieuwe huurovereenkomst.
(…)
De kaderovereenkomst is door [geïntimeerde] ondertekend.
2.1.4.In 2011 is een aanbouw aan de bedrijfsruimte gerealiseerd.
2.1.5.Tussen Rozentuin (indirect vertegenwoordigd door [A] en [B] ) en de tandprothetische praktijk [X] (vertegenwoordigd door [geïntimeerde] ) is in december 2011 een huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW gesloten. De overeenkomst is aangegaan voor (in eerste instantie) 10 jaar, ingaande op 1 december 2011. De aanvangshuurprijs per 1 januari 2012 is € 16.203,= per jaar. In deze overeenkomst is onder meer bepaald:
art 4.2.a Partijen komen overeen dat, bij de realisatie van uitbouw van het huidige bebouwd oppervlak, de dan geldende huurprijs per bebouwd bruto verhuurbaar oppervlak en voorschot servicekosten evenredig met het aantal extra m2 zal worden verhoogd.
(…)
De huurovereenkomst voorziet er ook in dat deze bepaling wordt opgeschort indien huurder onvoldoende financieringsmogelijkheden heeft (art. 4.2.b) en verhuurder dan, na schriftelijke mededeling aan huurder, de aanbouw aan een derde kan verhuren (art. 4.2.c).
2.1.6.Op 1 mei 2013 is tussen Servare, [geïntimeerde] en haar echtgenoot [echtgenoot] een “overeenkomst van de partnerschap met beperkte aansprakelijkheid” onder de naam “Mondzorgcentrum Gein” gesloten. Deze is gevestigd aan [adres] .
2.1.7.Tussen Rozentuin (indirect vertegenwoordigd door [A] en [B] ) en de tandprothetische praktijk [X] (vertegenwoordigd door [geïntimeerde] ) is op 1 juli 2013 een huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte aan [adres] . De overeenkomst is aangegaan voor (in eerste instantie) 10 jaar, ingaande op 1 juli 2013. De aanvangshuurprijs per 1 januari 2013 is € 16.576,20 per jaar. De artikelen 4.2.a tot en met 4.2.c zijn ongewijzigd.
2.1.8.Bij brief van 11 juni 2014 heeft Rozentuin [X] , althans Mondzorgcentrum Gein LLP, aangeschreven voor een huurachterstand over de periode januari tot en met mei 2014.
2.1.9.Mondzorgcentrum Gein LLP is op 27 juni 2014 failliet verklaard.
2.1.10.Bij e-mail van 15 augustus 2014 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] onder meer aan [B] geschreven:
“Mijn cliënten huren van uw rechtspersoon het gehele bedrijfspand [adres] . (…) in het door mijn cliënten gehuurde bedrijfspand staat geen activa van de onderhavige nevenvestiging van uw rechtspersoon Inland Grave BV. U heb dan ook geen toestemming het gehuurde te betreden en zeker nadrukkelijk gesteld geen toestemming sloten te verwisselen. (…)”