In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van een enquêteprocedure. De verzoekster, H. de Diemsche Beuck B.V., had verzocht om het beëindigen van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Loda Holding B.V. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen van 22 en 23 september 2016, waarin een onderzoek was bevolen naar de gang van zaken binnen Loda Holding. De Ondernemingskamer had eerder mr. P.J. Colijn aangewezen als bestuurder van Loda Holding en een onderzoeker zou nog benoemd worden.
De Ondernemingskamer overwoog dat het verzoek van Diemsche Beuck niet kon worden ingewilligd, omdat er nog steeds twijfels bestonden over het beleid van Loda Holding. De Ondernemingskamer stelde vast dat er geen adequate betwisting was van de feiten zoals gepresenteerd door Colijn, die aangaf dat er onregelmatigheden waren met betrekking tot het banktegoed van Loda Holding. De Ondernemingskamer concludeerde dat het belang bij het onderzoek niet was komen te vervallen, mede gezien de belangen van andere aandeelhouders zoals Locotax B.V.
Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer het verzoek tot beëindiging van de procedure afgewezen en mr. J.J. Reiziger aangewezen als onderzoeker. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en goed bestuur binnen vennootschappen, vooral in situaties waar twijfels bestaan over de integriteit van het bestuur.