Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Gezien de ernst van de feiten en omstandigheden zoals die in de woning zijn aangetroffen, levert het in gebruik blijven van deze woning een ernstig gevaar op voor de openbare orde en veiligheid. Er kan dan ook niet worden volstaan met het geven van een bestuurlijke waarschuwing. De ernst van de feiten en omstandigheden blijkt uit de volgende verzwarende omstandigheden:
- de grote aangetroffen hoeveelheid harddrugs,
- het ernstige vermoeden dat de bewoner zich bezig houdt met de verkoop van zowel harddrugs als softdrugs waarbij de handel een internationaal karakter heeft;”
3.Beoordeling
grief Ibetoogt [appellant] dat de kantonrechter niet is ingegaan op zijn verweer dat het bevel tot sluiting nog niet onherroepelijk was en de ontruimingsbeslissing daarmee prematuur is. De kantonrechter heeft zich er bij haar beslissing tot ontruiming onvoldoende rekenschap van gegeven dat de kans bestaat dat het besluit bij de bestuursrechter geen stand zal houden, aldus – samengevat – [appellant] .
grieven II en (deels) IIIbestrijdt [appellant] de overwegingen van de kantonrechter als hiervoor onder 3.1 weergegeven. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Mishsrki voert aan dat hij de woning al meer dan twintig jaar huurt, deze altijd goed heeft onderhouden, zijn huur altijd tijdig en volledig heeft voldaan en nooit overlast heeft veroorzaakt. Ter staving van dit laatste verwijst hij naar de door hem overgelegde verklaringen van zijn buren. Bij de belangenafweging dient zwaar mee te wegen dat een veroordeling tot ontruiming diep ingrijpt in het woonbelang van de huurder, zodat de belangenafweging in het voordeel van [appellant] had dienen uit te vallen. Er zijn eenmalig drugs in de woning gevonden, waarvan [appellant] ontkent dat hij daarmee iets te maken heeft gehad. Het mag zo zijn dat de aangetroffen hoeveelheid drugs de hoeveelheid overschrijdt die iemand voor eigen gebruik mag hebben, maar dat rechtvaardigt niet de conclusie van de kantonrechter dat de woning kennelijk als opslagplaats voor drugs werd gebruikt.
grief IV, op het oordeel van de kantonrechter in (de tweede) rov. 13 over de subsidiaire grondslag van de vordering van [geïntimeerden] dat de opslag van drugs in de woning ook niet in overeenstemming is met de verplichting van [appellant] om zich als een goed huurder te gedragen en een tekortkoming oplevert in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Vanwege het falen van de voorgaande grieven, gericht tegen de primaire grondslag van de vordering van [geïntimeerden] , behoeven deze grieven geen behandeling meer.