ECLI:NL:GHAMS:2017:1238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
200.206.984/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van kandidaat-notarissen tegen benoeming waarnemer notariële bescheiden

In deze zaak hebben de kandidaat-notarissen hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat, die hen benoemde tot waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van mr. X voor de periode van 1 januari 2017 tot 13 februari 2017. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, omdat de periode waarover de beslissing gaat inmiddels is verstreken. De notarissen hebben geen belang meer bij de vernietiging of aanvulling van de bestreden beslissing, aangezien deze betrekking heeft op een periode die al voorbij is. Het hof benadrukt dat het hoger beroep een rechtsmiddel is voor degenen die een andere beslissing willen bewerkstelligen dan de gegeven beslissing, en in dit geval is dat niet aan de orde. De notarissen hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een ander belang zouden rechtvaardigen, waardoor het hof hen niet-ontvankelijk verklaart in hun hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 april 2017.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.206.984/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 11 april 2017
inzake
1. [kandidaat-notaris] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
2. [notaris] ,
notaris te [plaats] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna afzonderlijk: de kandidaat-notaris en de notaris, tezamen te noemen: de notarissen) hebben op 9 januari 2017 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 30 december 2016.
1.2.
De zaak is tegelijkertijd, maar niet gevoegd, met de zaak met nummer 200.209.422/01 NOT behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 maart 2017. De kandidaat-notaris en de gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnotitie.
1.3.
De notarissen hebben op 31 maart 2017 nadere producties (3) bij het hof ingediend. Het hof heeft de notarissen daartoe ter terechtzitting van 30 maart 2017 in de gelegenheid gesteld. Deze stukken behoren thans tot het procesdossier.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen daarover in de bestreden beslissing is vastgesteld. Tegen de vaststelling van deze feiten hebben de notarissen geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 30 januari 2013, nr. 13.000152, is aan [mr. X] (hierna: [mr. X] ) met ingang van 1 februari 2013 op zijn verzoek ontslag verleend uit zijn ambt van notaris gevestigd in de gemeente [plaats] . Sindsdien is het protocol (protocol [nummer] ) van [mr. X] vacant.
3.2.2.
[mr. X] voerde zijn notarispraktijk door tussenkomst van een rechtspersoon ( [rechtspersoon] ), handelend onder de naam [notarispraktijk] , waarvan hij enig aandeelhouder was. In januari 2013 heeft [mr. X] alle aandelen in [notarispraktijk] verkocht en geleverd aan de kandidaat-notaris, als zodanig werkzaam op dit notariskantoor.
3.2.3.
In februari 2013 heeft de voorzitter van de kamer de kandidaat-notaris benoemd tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [mr. X] met ingang van 1 februari 2013 tot 1 februari 2014.
3.2.4.
Bij beslissing van 30 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [mr. X] verlengd tot 1 augustus 2014. De kamer heeft bij vergadering van 29 januari 2014 ingestemd met het voornemen van haar plaatsvervangend voorzitter de waarneming te verlengen en daarmee ontheffing verleend als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wet op het notarisambt (Wna).
3.2.5.
Bij beslissing van 31 juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [mr. X] verlengd tot 1 december 2014. De kamer heeft bij vergadering van 9 juli 2014 ingestemd met het voornemen van haar plaatsvervangend voorzitter de waarneming (nogmaals) te verlengen en daarmee ontheffing verleend als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wna.
3.2.6.
De kandidaat-notaris heeft bij brief van 30 juli 2014 een verzoek om benoeming tot notaris in het vacante protocol van [mr. X] bij de KNB ingediend. Dit verzoek heeft de kandidaat-notaris ingetrokken nadat de voorzitter van de Commissie toegang notariaat als bedoeld in artikel 8 lid 2 Wna hem had meegedeeld dat de Commissie toegang notariaat voornemens was de staatssecretaris negatief te adviseren omtrent het benoemingsverzoek.
3.2.7.
Bij beslissing van 24 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [mr. X] niet verder verlengd.
3.2.8.
Bij beslissing van 28 november 2014 heeft de voorzitter van de kamer (onder meer)
[kandidaat-notaris] , kandidaat-notaris te [plaats] , benoemd tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [mr. X] , met ingang van 1 december 2014 tot 1 december 2015.
3.2.9.
Op 1 december 2014 heeft de kandidaat-notaris hoger beroep ingesteld bij dit hof tegen de beslissingen van de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer van 24 november 2014 en 28 november 2014.
3.2.10.
Bij beslissing van 17 februari 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:413) heeft dit hof (onder meer) de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 24 november 2014 vernietigd en de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van [mr. X] verlengd voor de duur van een jaar, dus van 1 december 2014 tot 1 december 2015 en daartoe ontheffing verleend als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wna.
3.2.11.
Sinds juni 2015 is de notaris als tweede protocolhouder (protocol [nummer] ) werkzaam op het notariskantoor [notarispraktijk] .
3.2.12.
Bij brief van 19 november 2015 heeft de gemachtigde van de kandidaat-notaris de kamer verzocht om ontheffing van de termijn van een jaar als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wna. De kamer heeft bij beslissing van 25 november 2015 de gevraagde ontheffing verleend met dien verstande dat de termijn van waarneming is verlengd voor de duur van een half jaar, dus tot 1 juni 2016. De kamer heeft daartoe (voor zover hier relevant) het volgende overwogen.
“ [kandidaat-notaris] beschikt over een nieuw goedgekeurd ondernemingsplan. Vast is komen te staan dat [kandidaat-notaris] in afwachting is van een bericht van de Commissie van Deskundigen of zijn ondernemingsplan gewijzigd dient te worden. Niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot een ander oordeel dan overwogen in voornoemde beslissing van het Hof. Nu de benoemingsprocedure nog lopende is, zal de Kamer instemmen met een verlenging van de waarneming voor de duur van een half jaar, aangezien het goedgekeurde ondernemingsplan een geldigheidsduur heeft van één jaar (goedgekeurd in maart 2015). De Kamer gaat er daarbij van uit dat het benoemingsverzoek van [kandidaat-notaris] binnen korte termijn wordt ingediend en dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de voortgang in de benoemingsprocedure van [kandidaat-notaris] .”
3.2.13.
Bij brief van 10 mei 2016 heeft de gemachtigde van de kandidaat-notaris de kamer verzocht om ontheffing van de termijn van een jaar als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wna. De kamer heeft bij beslissing van 27 mei 2016 de gevraagde ontheffing verleend met dien verstande dat de termijn van waarneming is verlengd voor de duur van een half jaar, dus tot 1 januari 2017. De kamer heeft daartoe (voor zover hier relevant) het volgende overwogen.
“Vast is komen te staan dat [kandidaat-notaris] in afwachting is van een bericht van de Commissie van Deskundigen of zijn ondernemingsplan wordt goedgekeurd. Niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot een ander oordeel dan overwogen in voornoemde beslissing van het Hof. Nu de benoemingsprocedure nog lopende is, zal de Kamer instemmen met een verlenging van de waarneming voor de duur van een half jaar (conform verzoek). De Kamer is wel van oordeel dat het niet wenselijk is deze situatie eindeloos te laten voortduren, reden waarom de Kamer nu reeds aangeeft dat [kandidaat-notaris] er ernstig rekening mee dient te houden dat een volgend ontheffingsverzoek, bijzondere omstandigheden daargelaten, niet zal worden ingewilligd.”
3.2.14.
Op 14 oktober 2016 heeft de Commissie van deskundigen als bedoeld in artikel 7 lid 2 Wna positief geadviseerd over het ondernemingsplan van de kandidaat-notaris.
3.2.15.
De kandidaat-notaris heeft bij brief van 28 november 2016 een (hernieuwd) verzoek om benoeming tot notaris in het vacante protocol van [mr. X] bij de KNB ingediend.
3.2.16.
Bij brief van 29 november 2016 heeft de gemachtigde van de kandidaat-notaris de voorzitter van de kamer verzocht de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van [mr. X] nader te verlengen tot en met 30 juni 2017. Dit verzoek impliceerde tevens een verzoek aan de kamer tot verlenging van de periode van waarneming en de daarvoor nodige ontheffing op de voet van artikel 29 lid 4 Wna. De kamer heeft dit verzoek op 14 december 2016 mondeling behandeld. Tijdens deze zitting heeft de kandidaat-notaris de twee notaris-leden van de kamer gewraakt, waarop de zitting is geschorst. Bij beslissing van 22 december 2016 heeft de president van dit hof de behandeling van het wrakingsverzoek van de kandidaat-notaris verwezen naar de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch.
3.2.17.
In afwachting van de verlening van de ontheffing door de kamer van de termijn van een jaar als bedoeld in artikel 29 lid 4 Wna, heeft de voorzitter van de kamer bij beslissing van 30 december 2016 (wegens bijzondere omstandigheden en het spoedeisend karakter) ambtshalve voorzien in de waarneming van het protocol en de overige notariële bescheiden van [mr. X] . Daarbij is de notaris met ingang van 1 januari 2017 tot 13 februari 2017, dus voor de duur van ten hoogte zes weken, benoemd tot waarnemer.
3.2.18.
De kamer heeft op 18 januari 2017 zoals hersteld bij beschikking van 23 maart 2017 ambtshalve ontheffing verleend van de aan de waarneming gestelde termijn van één jaar en de termijn van waarneming door de notaris verlengd tot twee weken nadat de Commissie toegang notariaat haar advies op het verzoek van de kandidaat-notaris tot benoeming heeft gegeven, maar uiterlijk tot 30 juni 2017.

4.Gronden van het beroep

De bezwaren van de notarissen tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 30 december 2016 komen kort gezegd erop neer, dat de ambtshalve benoeming van de notaris tot waarnemer van het protocol [nummer] van 1 januari 2017 tot 13 februari 2017 (waarmee de voorzitter de gevraagde verlenging van de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol [nummer] dus heeft geweigerd) evident in strijd is met één of meer beginselen van behoorlijk bestuur.

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 29 lid 3 van de Wet op het notarisambt (Wna) kan tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 30 december 2016 binnen dertig dagen hoger beroep worden ingesteld bij dit hof. Het beroepschrift van de notarissen is op 9 januari 2017, dus binnen de beroepstermijn, door het hof ontvangen.
5.2.
Het hof stelt voorop dat het hoger beroep een rechtsmiddel is voor degene die een andere beslissing wil bewerkstelligen dan de beslissing die is gegeven. In het onderhavige geval ligt vernietiging en/of aanvulling van de beslissing die is gegeven echter niet in de rede. De bestreden beslissing ziet immers op de periode tussen 1 januari 2017 en 13 februari 2017 en deze periode is inmiddels verstreken. Daarnaar gevraagd ter terechtzitting op 30 maart 2017 heeft de kandidaat-notaris dan ook verklaard dat de notarissen met dit hoger beroep geen vernietiging van de bestreden beslissing beogen.
5.3.
Dit brengt mee dat de notarissen geen belang (meer) hebben bij het door hen ingestelde hoger beroep en beoordeling van de vraag of de voorzitter van de kamer bij het geven van zijn beslissing heeft gehandeld in strijd met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur. Feiten en/of omstandigheden op grond waarvan enig (ander) belang aan de zijde van de notarissen zou bestaan, zijn niet gesteld of gebleken. Het hof zal hen in dit hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
5.4. (
Mede) in het licht van het vorenstaande merkt het hof verder nog het volgende op. In het algemeen verdient het aanbeveling dat de periode gedurende welke een waarnemer wordt benoemd niet langer duurt dan noodzakelijk. Niettemin kan in bijzondere gevallen aanleiding bestaan om bij de vaststelling van deze termijn mede te betrekken de vraag of de duur van deze termijn niet in de weg staat aan een effectieve rechtsbescherming van een belanghebbende bij de beslissing. Die belanghebbende kan immers zijn belang verliezen, indien de termijn verstrijkt voordat een beslissing in hoger beroep kan worden verkregen.
5.5.
Hetgeen de notarissen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof verklaart de notarissen niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.M. de Jongh en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017 door de rolraadsheer.