ECLI:NL:GHAMS:2017:121
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter inzake ouderlijk gezag en verblijfplaats van kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter met betrekking tot de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming inzake het ouderlijk gezag over twee kinderen. De Raad had in eerste aanleg verzocht om schorsing van het gezag van de moeder en ondertoezichtstelling van de kinderen. De kinderrechter had zich onbevoegd verklaard, wat de Raad in hoger beroep aanvecht. De moeder, die in België woont, betoogt dat de kinderen hun gewone verblijfplaats daar hebben en dat de Nederlandse rechter daarom geen rechtsmacht heeft. Het hof overweegt dat de gewone verblijfplaats van de kinderen ten tijde van de indiening van de verzoeken niet in Nederland was, maar in respectievelijk de Verenigde Staten en België. Het hof concludeert dat de Raad niet in zijn verzoeken kan worden ontvangen, omdat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid heeft over de verzoeken met betrekking tot de kinderen. De beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd.