ECLI:NL:GHAMS:2017:1193

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
200.190.053/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appel door niet overnemen van geding door bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J.P. Liefting, was in hoger beroep gegaan tegen Woningstichting Eigen Haard. Het hof heeft vastgesteld dat de goederen van appellante na het bestreden vonnis onder bewind zijn gesteld. De bewindvoerder van appellante heeft echter in een e-mail van 22 december 2016 aangegeven het geding niet als formele procespartij te hebben overgenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat appellante niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar appel, omdat er geen rechtsgeldige opdracht aan haar advocaat tot het instellen van het hoger beroep heeft bestaan. Het hof heeft voorts het voornemen uitgesproken om mr. Liefting in de proceskosten te veroordelen, aangezien Eigen Haard in het gelijk wordt gesteld. De zaak is verwezen naar de rol van 18 april 2017 voor een akte van mr. Liefting, waarop Eigen Haard bij antwoordakte zal mogen reageren. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.190.053/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 3909787 CV EXPL 15-5160
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 april 2017 (bij vervroeging)
inzake
[appellante] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen,
t e g e n
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.F. Birnie te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] en Eigen Haard genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 29 november 2016 een tussenarrest (verder: het tussenarrest) uitgesproken.
Vervolgens heeft [appellante] een akte, met productie, genomen waarop Eigen Haard een antwoordakte heeft genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenarrest heeft het hof, na te hebben vastgesteld dat de goederen van [appellante] na het bestreden vonnis onder bewind zijn gesteld, onder meer [appellante] in de gelegenheid gesteld haar bewindvoerder, [X] , op te roepen in dit geding te verschijnen en dit ten behoeve van [appellante] als formele procespartij over te nemen.
2.2.
Het hof kan de vervolgens door [appellante] overgelegde e-mail van haar bewindvoerder van 22 december 2016 niet anders lezen dan dat deze het geding niet als formele procespartij heeft overgenomen of overneemt, ook al schrijft deze in die e-mail zich als formele procespartij “terug te trekken”. Dit betekent, gelet op de overwegingen onder 3.4 en 3.7 van het tussenarrest, dat [appellante] niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen. Hieraan doet niet af dat – althans volgens de stellingen van Eigen Haard – het bewind inmiddels, namelijk met ingang van 20 januari 2017, is opgeheven.
2.3.
Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat een rechtsgeldige opdracht aan mr. Liefting tot het instellen van het onderhavige hoger beroep heeft ontbroken. Daarom bestaat er aanleiding mr. Liefting op de voet van art. 245 lid 1 Rv in de proceskosten aan de zijde van Eigen Haard, die immers in appel in het gelijk wordt gesteld, te veroordelen. Alvorens aldus te beslissen zal het hof op grond van art. 245 lid 2 Rv mr. Liefting in de gelegenheid stellen bij akte zijn standpunt aangaande dit voornemen naar voren te brengen en toe te lichten. Eigen Haard zal daarop vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 18 april 2017 voor een akte van mr. Liefting met het onder 2.3 aangegeven doel, waarop Eigen Haard bij antwoordakte zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, L.A.J. Dun en E.M. Polak en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 april 2017.