ECLI:NL:GHAMS:2017:1164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
200.198.342/01 en 200.198.342/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van curator in hoger beroep met betrekking tot financiële belangen van curanda

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [curanda] tegen de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2016 en 16 augustus 2016, waarbij mr. J.E. de Wijn als curator is ontslagen en mr. M.I. van Zoonen is benoemd. [curanda] is onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en verzoekt in hoger beroep de bestreden beschikkingen te vernietigen en het curatorschap van mr. De Wijn in stand te laten. De zus van [curanda] verzoekt om bekrachtiging van de bestreden beschikkingen, waarbij zij haar zorgen over de financiële situatie van [curanda] naar voren brengt. Het hof overweegt dat het zorgdragen voor een stabiele financiële situatie van de curanda een belangrijke taak van de curator is. Het hof concludeert dat mr. De Wijn onvoldoende heeft aangetoond dat zij de financiële belangen van [curanda] goed heeft behartigd, wat leidt tot de beslissing om de bestreden beschikking van 14 juli 2016 te bekrachtigen. Het verzoek van [curanda] tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van 16 augustus 2016 wordt afgewezen, omdat het ontslag van mr. De Wijn en de benoeming van M.I. van Zoonen directe werking hadden. De beslissing van het hof is op 4 april 2017 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.198.342/01 en 200.198.342/02
rekest- en zaaknummer rechtbank: 5227936 EB VERZ 16-13429 en 5227936 EB VERZ 16-13429
beschikking van de meervoudige kamer van 4 april 2017 inzake:
[curanda],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder ook te noemen: [curanda] ,
advocaat: mr. T.C. ten Rouwelaar-Hoogland te Amstelveen.
als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- mevrouw [X] (hierna ook te noemen: de zus);
- de heer [Y] (hierna te noemen: de broer);
- mr. J.E. de Wijn (hierna te noemen: mr. De Wijn).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2016 en 16 augustus 2016 uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[curanda] is op 29 augustus 2016 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikkingen van respectievelijk 14 juli 2016 en 16 augustus 2016.
2.2
De zus heeft op 10 november 2016 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts op 10 februari 2017 ingekomen een brief van de zijde van [curanda] van 9 februari 2017 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 22 februari 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [curanda] , bijgestaan door mr. T.C. ten Rouwelaar-Hoogland;
- de zus, bijgestaan door mr. M.J. Meijer;
- mr. J.E. de Wijn;
- de heer [Z] , begeleider van [curanda] namens Cordaan.
De broer en de advocaat-generaal zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[curanda] is geboren [in] 1956 te Amsterdam.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2012 is [curanda] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis met benoeming van mr. De Wijn tot curator.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 14 juli 2016 is mr. De Wijn ontslagen uit haar functie van curator met ingang van 1 september 2016. Bij de bestreden beschikking van 16 augustus 2016 is mr. M.I. van Zoonen benoemd tot curator met ingang van 1 september 2016 en is de beschikking van de kantonrechter van 14 juli 2016 uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
[curanda] verzoekt in de zaak met zaaknummer 200.198.342/01 de bestreden beschikkingen te vernietigen en het curatorschap van mr. De Wijn in stand te laten.
In de zaak met zaaknummer 200.198.342/02 verzoekt zij te bepalen dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring geschorst wordt met ingang van 1 september 2016, totdat een beslissing is genomen in het onderhavige hoger beroep.
4.3
De zus verzoekt het verzoek van [curanda] af te wijzen en de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing in beide zaken

5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt voor of de kantonrechter terecht en op goede gronden mr. De Wijn heeft ontslagen uit haar functie van curator en of deze beschikking bij latere beschikking terecht en op goede gronden (alsnog) uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:385 lid 1 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te worden, onder meer ambtshalve door de kantonrechter worden ontslagen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:383, lid 2 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
[curanda] stelt dat de kantonrechter mr. De Wijn ten onrechte heeft ontslagen uit haar functie van curator en deze beschikking ten onrechte bij latere beschikking (alsnog) uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt voert zij het volgende aan. [curanda] is zeer tevreden over het functioneren van mr. De Wijn. Zij heeft een goede band met haar en is aan haar gewend. De kantonrechter heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de emotionele en psychische situatie van [curanda] en hieraan in de beschikking geen enkele overweging gewijd. De kantonrechter heeft de beslissing slechts gebaseerd op de klacht en de zorgen van de zus. De klacht van de zus ziet onder meer op de omstandigheid dat de huurwoning van [curanda] in 2014 is opgeknapt. Hiervoor is door de kantonrechter echter toestemming verleend. Ook is uit de rekening en verantwoording gebleken dat mr. De Wijn de aan [curanda] toekomende bedragen op een verantwoorde wijze heeft besteed. Gelet op deze omstandigheden dient de bestreden beschikking van 14 juli 2016 vernietigd te worden, zodat het curatorschap van mr. De Wijn in stand blijft. Voorts is het gelet op haar psychische en emotionele situatie niet in het belang van [curanda] dat deze beschikking bij beschikking van 16 augustus 2016 uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. [curanda] begrijpt niet dat door de kantonrechter eerst een nieuwe curator aangesteld wordt, maar dat als haar verzoek in hoger beroep wordt toegewezen, mr. De Wijn opnieuw als haar curator zal terugkeren. Gelet op deze omstandigheden dient de bestreden beschikking van 16 augustus 2016 eveneens vernietigd te worden, aldus [curanda] .
5.4
De zus betoogt dat de bestreden beschikkingen bekrachtigd dienen te worden en voert ter onderbouwing van dit standpunt het volgende aan. De zus heeft in 2015 aan de kantonrechter haar zorgen geuit over het curatelebewind van mr. De Wijn. De zorgen zagen met name op de financiële situatie van [curanda] . Zo werd het vermogen van [curanda] in ruim tweeëneenhalf jaar tijd steeds minder. De helft van het vermogen van [curanda] bleek te zijn uitgegeven aan het opknappen van de huurwoning van [curanda] . Ook ontving [curanda] geld van een vreemde rekeninghouder, vermoedelijk een andere cliënt van mr. De Wijn of van mr. De Wijn zelf. Voorts heeft mr. De Wijn betalingen ten behoeve van de inboedelverzekering teruggeboekt, omdat de gelden op dat moment ergens anders voor nodig waren. Daarnaast had [curanda] meermaals geen geld voor haar noodzakelijke levensbehoefte. Al deze zaken getuigen niet van een verantwoord en zorgvuldig beheer en van een goede zorg van mr. De Wijn voor [curanda] . De zus heeft voorafgaand aan de ondercuratelestelling van [curanda] gedurende enkele jaren zelf het beheer over de financiën van [curanda] op zich genomen. Dat [curanda] destijds koos voor een andere begeleider was volledig te wijten aan de invloed die de begeleiders van Cordaan en Stichting MEE op haar hebben, daar [curanda] erg beïnvloedbaar is. Gelet op het voorgaande dienen de bestreden beschikkingen dan ook bekrachtigd te worden, aldus de zus.
5.5
Mr. De Wijn heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard. De verbouwing van de woning van [curanda] in 2014 is gegaan zoals dit behoort te gaan. Destijds is ervoor gekozen om de woning van [curanda] te renoveren, omdat het voor [curanda] belangrijk was om eigen plek te hebben. Tevens is het renoveren van de woning onderdeel geweest van het rouwproces dat [curanda] heeft doorgemaakt na het overlijden van haar moeder. Dit was voor [curanda] een zware periode en het leek vanzelfsprekend om in overleg met de rechtbank te investeren in de kwaliteit van leven van [curanda] . Er is ieder jaar rekening en verantwoording afgelegd bij de kantonrechter, hetgeen altijd probleemloos is verlopen. Hoewel de huidige curator inmiddels beschikt over alle financiële stukken van [curanda] , heeft Mr. De Wijn nog steeds contact met [curanda] en verricht zij op dit moment nog steeds alle betalingen voor [curanda] . Indien de huidige curator deze taken thans al op zich zou nemen, zou [curanda] erg overstuur raken, aldus mr. De Wijn.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking overwogen dat de kantonrechter in maart 2014 toestemming heeft verleend om de woning op te knappen voor een bedrag van
€ 14.389,-. Op dat moment bedroeg het vermogen van [curanda] € 20.697,-, zodat er een buffer overbleef voor onvoorziene kosten. Uit het budgetoverzicht over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 januari 2016 is echter gebleken dat er een tekort in het vermogen van [curanda] van € 180,- was ontstaan. Daarnaast overwoog de kantonrechter dat voor zover bekend uit de rekeningen en verantwoordingen over de jaren 2014 en 2015 tevens een achterstand in de betalingen van het bewindsloon was ontstaan van € 1.034,-. Ook achtte de kantonrechter het zorgelijk dat de curator verzoeken van [curanda] of haar begeleider mogelijk maakte door uit eigen middelen gelden voor te schieten, rekeningen onbetaald te laten of op andere ‘creatieve manieren’, welke deze ook mochten zijn, hierin te voorzien. Gelet op deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat sprake is van gewichtige redenen die ontslag van mr. De Wijn als curator rechtvaardigen.
5.7
Het hof is van oordeel dat de bestreden beschikking van 14 juli 2016 bekrachtigd dient te worden. Het hof stelt voorop dat het zorgdragen voor een stabiele financiële situatie van de curanda een van de belangrijke taken van de curator is. Desondanks heeft mr. De Wijn eind 2015 een tekort laten ontstaan in het vermogen van [curanda] . Mr. De Wijn heeft geen, althans een onvoldoende toelichting kunnen geven op wat de oorzaak is van het verdwijnen van de buffer eind 2015. Aan het voorgaande doet niet af dat mr. De Wijn toestemming heeft gekregen van de kantonrechter voor de verbouwing van de huurwoning van [curanda] . De verbouwingskosten waarvoor toestemming werd gevraagd bedroegen immers iets meer dan € 14.000,- terwijl het vermogen van [curanda] op dat moment ruim € 20.000,- bedroeg. Uit de namens [curanda] overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat mr. De Wijn de financiële belangen van [curanda] goed behartigd heeft. De omstandigheid dat in 2016 sprake was van een toename van het vermogen van [curanda] van € 700,-, zoals op het overgelegde overzicht staat, maakt dit oordeel niet anders. Ter terechtzitting in hoger beroep is immers gebleken dat [curanda] voornemens is om binnenkort te verhuizen, hetgeen (extra) kosten met zich kan brengen. Bovendien betreft het een overzicht dat betrekking heeft op een gedeelte van 2016 en is geen volledig overzicht van de inkomsten en uitgaven over het jaar 2016 in hoger beroep overgelegd, zodat niet is gebleken dat sprake is van verbetering in het financiële beheer van mr. De Wijn. Het hof acht het onjuist dat mr. De Wijn, ondanks het feit dat inmiddels een andere curator is benoemd, nog steeds de financiële zaken van [curanda] behartigt.
Het hof is gelet op al deze omstandigheden met de rechtbank van oordeel dat sprake is van gegronde redenen als bedoeld in artikel 1:383, lid 2 BW die zich verzetten tegen benoeming van mr. De Wijn tot curator van [curanda] , die niet opwegen tegen het feit dat [curanda] gehecht is geraakt aan mr. De Wijn en haar graag zou willen behouden als curator. Het hof zal het verzoek van [curanda] derhalve afwijzen en de bestreden beschikking van 14 juli 2016 bekrachtigen.
5.8
Gelet op het voorgaande heeft [curanda] geen belang meer bij haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van 14 juli 2016 bij beschikking van 16 augustus 2016 zodat dit verzoek zal worden afgewezen, nog daargelaten dat het ontslag van mr. De Wijn en de benoeming van M.I. van Zoonen ingevolge het bepaalde in artikel 1:38 lid 1 BW directe werking had per 1 september 2016 en een uitvoerbaar bij voorraadverklaring daarom niet noodzakelijk was.
5.9
De bestreden beschikking van 16 augustus 2016 zal eveneens worden bekrachtigd.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer: 200.198.342/01:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep;
in de zaak met zaaknummer: 200.198.342/02:
wijst het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. G.J. Driessen-Poortvliet en mr. M.C. Schenkeveld, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier en is op 4 april 2017 uitgesproken in het openbaar.