ECLI:NL:GHAMS:2017:1123

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
200.183.579/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over vermeende partijdigheid en schending van rechercheplicht tijdens veilingprocedure

In deze zaak heeft klager, een eigenaar van twee panden, een klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de executieverkoop van zijn onroerend goed. Klager verwijt de notaris dat hij zijn rechercheplicht heeft verzaakt, onvoldoende informatie heeft verstrekt aan zowel de voorzieningenrechter als aan klager zelf, en zich partijdig heeft gedragen tijdens de veilingprocedure. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld en de argumenten van klager en de notaris gehoord. Klager stelde dat de notaris niet adequaat had gehandeld bij de voorbereiding van de veiling en dat hij niet de juiste informatie had verstrekt over de hypotheken op de panden. De notaris verdedigde zich door te stellen dat hij alle noodzakelijke recherches had verricht en dat hij klager tijdig op de hoogte had gesteld van de voorgenomen veiling. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de notaris zijn plichten naar behoren had vervuld. De kamer had terecht geoordeeld dat er geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.183.579/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/128, 136
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 4 april 2017
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T.J.P. Jager, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 12 januari 2016 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 15 december 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:85). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) in alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2.
Op 17 februari 2016 heeft klager een aanvullend beroepschrift in het geding gebracht.
1.3.
De notaris heeft op 22 april 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Klager heeft op 18 en 19 oktober 2016 nog aanvullende stukken bij het hof ingediend die hij reeds per e-mail aan het hof had verzonden op 17 oktober 2016. Het hof heeft klager bericht dat het e-mailbericht van 17 oktober 2016 buiten beschouwing gelaten zou worden omdat dit stuk is aangemerkt als een repliek, waarvoor geen toestemming was gegeven. Het hof heeft wel kennisgenomen van de aanvullende producties bij genoemd e-mailbericht.
1.5.
Op 9 januari 2017 heeft de notaris nog aanvullende producties bij het hof ingediend.
1.6.
Op 11, 12 en 16 januari 2017 heeft klager nog aanvullende stukken in het geding gebracht die hij reeds per e-mailberichten van 6,7 en 8 januari 2017 aan het hof had verzonden.
1.7.
De zaak is, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.183.721/01 NOT (klacht tegen mr. [naam], werkzaam als kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, hierna: de kandidaat-notaris), behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2017. Klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager was eigenaar van twee panden gelegen aan de [straatnaam nummer 1 en 2]. Deze panden waren bezwaard met een recht van hypotheek ten behoeve van [naam] (hierna: de bank).
3.2.2.
Bij brief van 19 maart 2015 heeft de bank de kandidaat-notaris verzocht om mee te werken aan de executieverkoop van voormelde panden, omdat klager zijn verplichtingen voortvloeiende uit de aan hem verstrekte hypothecaire geldleningen, alsmede zijn verplichtingen uit nadere afspraken met de bank, niet nakwam. Gezien het feit dat klager nog tot 1 mei 2015 van de bank de mogelijkheid had gekregen om tot voldoening van al het door hem verschuldigde over te gaan, heeft de bank bij dezelfde brief aan de kandidaat-notaris verzocht de uitvoering van de veilingopdracht in ieder geval tot die datum aan te houden.
3.2.3.
Nadat de bank het kantoor van de notaris had verzocht de veilingprocedure in gang te zetten, heeft de notaris bij brief van 20 mei 2015 aan klager medegedeeld de veilingopdracht van de bank te hebben ontvangen en hem aangezegd dat de veiling zou gaan plaatsvinden op 21 september 2015.
3.2.4.
Klager heeft een dag later per e-mail verzocht het dossier per direct
‘on hold’ te zetten wegens de claim die er lag bij de bank en de onduidelijkheden die er waren ten aanzien van het recht om te executeren.
3.2.5.
In reactie op voormelde e-mail heeft de notaris per e-mail van 26 mei 2015 aan klager onder meer bericht:
“Als u het niet eens bent met de voorgenomen executieverkoop dan adviseer ik u een advocaat in de hand te nemen en zo spoedig mogelijke een Kort geding te starten jegens [de bank], waarbij u dan eist dat zij niet zal overgaan tot executieveiling van de 2 panden.”
Wat betreft het uitbrengen van de exploiten en de melding op veilingwebsites zal ik wachten tot dinsdag 16 juni 2015, zodat u 3 weken tijd heeft de Kort geding rechter te vragen om voor deze datum uitspraak te doen (..).”
3.2.6.
Bij dagvaarding van 23 juli 2015 heeft (de advocaat van) klager de bank gedagvaard om voor de rechtbank [plaats] te verschijnen en de rechtbank verzocht – kort samengevat – wegens onjuistheden en gebreken in onder meer de hypotheekakten en eigendomstitels over te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de door de bank aangekondigde veiling.
3.2.7.
In augustus 2015 heeft publicatie van de veiling plaatsgevonden door de notaris op verschillende websites en in een dagblad.
3.2.8.
De zitting in kort geding heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2015. De kandidaat-notaris was aanwezig bij die zitting.
3.2.9.
Bij vonnis in kort geding van 18 september 2015 van de voorzieningenrechter in de rechtbank [plaats] is de door klager gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van de veiling van de panden afgewezen.
3.2.10.
Op 21 september 2015 heeft de veiling van de panden plaatsgevonden.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft bij de voorbereiding van de veiling zijn rechercheplicht verzaakt en zijn taak als veilingnotaris onvoldoende vervuld.
Volgens klager heeft de notaris – voorafgaand aan de veiling – de geldigheid van de hypotheken van de bank niet naar behoren onderzocht. Indien de notaris dat wel zou hebben gedaan, dan zou hem duidelijk zijn geworden dat de bank de panden niet als eerste hypotheekhouder had mogen veilen omdat klager het recht van eerste hypotheek had (door de voormalige eigenaren aan klager verleend). Verder is onvoldoende onderzoek gedaan naar de splitsing van de panden.
ii. De notaris heeft onjuiste en/of onvoldoende informatie verstrekt aan zowel de voorzieningenrechter als aan klager, althans de vragen van klager niet dan wel onvoldoende beantwoord.
Klager wijst in dit verband op de vele e-mails waarin hij opmerkingen heeft gemaakt en de notaris vragen heeft gesteld over onder meer verschillende juridische kwesties in zijn zaak (vermenging, horizontale dan wel verticale vestiging van de hypotheken, de kadastrale splitsing, de nietigheid van de hypotheken van de bank, de rangwisseling en de misleiding door de bank). De notaris heeft daarop volgens klager onvoldoende (adequaat) gereageerd en bepaalde gegevens bewust achtergehouden.
iii. De notaris heeft zich tijdens de veilingprocedure partijdig gedragen.
Klager baseert dit laatste verwijt niet alleen op het feit dat de notaris in opdracht van de bank is overgegaan tot veiling van de panden, maar ook op het feit dat de kandidaat-notaris bij de zitting op 26 augustus 2015 aan de zijde van de bank aanwezig was (en waarvoor ook de notaris verantwoordelijk moet worden gehouden).

5.Standpunt van de notaris

5.1.
De notaris heeft ten aanzien van klachtonderdeel i. aangevoerd dat hij heeft gehandeld zoals van een veilingnotaris mag worden verwacht. Na ontvangst van de opdracht van de bank heeft hij alle nodige – kadastrale – recherches verricht en onderzocht of en op welke grond de bank eerste hypotheekhouder van de panden was geworden. De notaris is daarbij niet gestuit op juridische onjuistheden. Verder heeft de notaris de voorgenomen veiling voldoende tijdig (vier maanden van te voren) aan klager medegedeeld en daarnaast heeft hij bewerkstelligd dat de bank instemde met een uitstel van publicatie van de executieverkoop. Bovendien heeft hij klager gewezen op de mogelijkheid een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de veiling aanhangig te maken, heeft hij met de executieverkoop gewacht op de uitspraak in kort geding en heeft hij over de uiteindelijke executieverkoop uitgebreid contact gehouden met klager en diens advocaat.
5.2.
De notaris heeft verder betwist dat hij onjuiste, onvolledige en/of onvoldoende informatie aan klager heeft verstrekt. De notaris heeft klager tijdig van het voornemen om te veilen op de hoogte gesteld en hem de gelegenheid gegeven om een advocaat in te schakelen en een kort geding te starten. Verder heeft de notaris zoveel als mogelijk inhoudelijk gereageerd op de vragen en opmerkingen van klager, zowel door ter zake gericht onderzoek te doen als door klager daarover te informeren. Het was voor de notaris echter ondoenlijk om (direct) alle
e-mails die klager aan de notaris had gestuurd (ongeveer 150 e-mails in een periode van circa vijf maanden) te beantwoorden.
5.3.
Tot slot heeft de notaris betwist dat de kandidaat-notaris op 26 augustus 2015 namens de bank aanwezig was bij de kort geding zitting. De kandidaat-notaris heeft destijds plaatsgenomen op de publieke tribune. Verder heeft de notaris er nog op gewezen dat de voorzieningenrechter de eis tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de veiling heeft afgewezen, zodat het doorzetten van de veiling evenmin als partijdig optreden kan worden aangemerkt.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris de plicht tot recherche deugdelijk heeft vervuld, dat de notaris ook anderszins zorgvuldig is opgetreden en voldoende met de belangen van klager rekening heeft gehouden. Het hof neemt de gronden van de kamer hiertoe over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. Op grond van de in het geding gebrachte akten met betrekking tot de eigendomsverkrijging van beide onroerende zaken, de daarop gevestigde hypotheken en de rangwisselingen daarvan, mocht de notaris er van uitgaan dat de bank eerste recht van hypotheek op beide panden had en derhalve bevoegd was tot executie over te gaan. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel ii.
6.2.
Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt genoegzaam dat de notaris adequaat heeft gereageerd op de vele vragen van klager. Dat de notaris niet iedere e-mail afzonderlijk heeft beantwoord is – mede gelet op de hoeveelheid e-mails en vragen van de zijde van klager – niet in strijd met de op hem rustende zorgplicht. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notaris is daarom ook geen sprake geweest.
6.3.
De stelling van klager dat de notaris de voorzieningenrechter van onjuiste informatie heeft voorzien acht het hof – evenals de kamer – onvoldoende onderbouwd. Bovendien ligt het, zoals ook de kamer heeft geoordeeld, niet voor de hand dat de notaris onjuiste informatie aan de voorzieningenrechter heeft verstrekt, aangezien de notaris geen partij was in de kort geding procedure.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel iii.
6.5.
Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel, dat ziet op de vermeende partijdigheid van de notaris, ongegrond is. Uit niets blijkt dat de notaris partijdig heeft gehandeld. Met de kamer is het hof van oordeel dat de aanwezigheid van de kandidaat-notaris op de publieke tribune bij de zitting van 26 augustus 2015 slechts getuigt van zorgvuldige betrokkenheid. Het hof acht het wel ongelukkig dat de kandidaat-notaris in het vonnis in kort geding van 18 september 2015 onder ‘1. De procedure’ is genoemd als zijnde verschenen aan de zijde van de bank. Dit valt de notaris echter niet te verwijten.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.H.N. Stollenwerck en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017 door de rolraadsheer.