ECLI:NL:GHAMS:2017:1121
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing wrakingskamer kamer voor gerechtsdeurwaarders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de wrakingskamer van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 12 oktober 2016 een wrakingsverzoek van de verzoeker gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaarde en het verzoek voor het overige als ongegrond afwees. De verzoeker heeft op 1 december 2016 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing. Op 19 januari 2017 heeft de verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen alle raadsheren van het hof die de zaak zouden behandelen. De wrakingskamer heeft dit verzoek op 7 februari 2017 afgewezen, waarbij de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard.
De behandeling van de zaak vond plaats op 16 februari 2017, waarbij de verzoeker aanwezig was en zijn standpunt toelichtte aan de hand van een pleitnota. Het hof heeft vervolgens de relevante wetgeving, met name artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet en artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering, in overweging genomen. Het hof concludeert dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de wrakingskamer en dat het beroep van de verzoeker op doorbreking van het rechtsmiddelenverbod niet kan slagen. De verzoeker kan niet worden gevolgd in zijn argumenten, ook niet in het licht van eerdere rechtspraak over civielrechtelijke wrakingsprocedures.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 4 april 2017.