ECLI:NL:GHAMS:2017:1106

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
200.204.254/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling wanbeleid en ontslag bestuurder in een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [A] tegen de besloten vennootschap Inter-Burgo Netherlands B.V. en [B]. [A] verzocht de Ondernemingskamer om vast te stellen dat er wanbeleid heeft plaatsgevonden bij Inter-Burgo en dat [B] als bestuurder hiervoor verantwoordelijk is. Tevens verzocht [A] om [B] te ontslaan als bestuurder en om de aandelen van [B] over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking vastgesteld dat het verzoekschrift van [A] na de wettelijke termijn was ingediend, waardoor [A] niet ontvankelijk werd verklaard. De Ondernemingskamer overwoog dat de termijnambtshalve moet worden bewaakt en dat de te late indiening, ook al was deze te wijten aan omstandigheden die aan de advocaat van [A] te rekenen waren, voor risico van [A] komt. De Ondernemingskamer heeft geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kunnen maken en heeft de onmiddellijke voorzieningen van een eerdere beschikking in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.204.254/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 24 maart 2017
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. J. van der Kraan, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTER-BURGO NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
advocaat: voorheen
mr. E. Abramse, kantoorhoudende te Rotterdam, thans geen.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster, verweerster en belanghebbende worden hierna respectievelijk (ook) aangeduid met [A] , Inter-Burgo en [B] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen met zaaknummer 200.176.230/01 OK van 11 en 14 januari 2016 en 28 september 2016.
1.3 Bij de beschikking van 11 januari 2016 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo vanaf 1 januari 2006, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Inter-Burgo benoemd en bepaald dat de aandelen in Inter-Burgo – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon.
1.4 Bij de beschikking van 14 januari 2016 heeft de Ondernemingskamer mr. F.D. Stibbe (hierna: de onderzoeker) aangewezen als onderzoeker. Verder heeft de Ondernemingskamer bij die beschikking mr. G. van de Weert (verder: Van de Weert) als bestuurder en mr. W. Bekkers (verder: Bekkers) als beheerder aangewezen.
1.5 Bij de beschikking van 28 september 2016 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang –:
  • het bedrag dat het bij de beschikking van 11 januari 2016 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 50.185,50, de omzetbelasting daarin niet begrepen;
  • bepaald dat de vergoeding van de onderzoeker € 50.185,50, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, bedraagt;
  • bepaald dat het verslag met bijlagen van het bij de beschikking van 11 januari 2016 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Inter-Burgo ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6 [A] heeft bij op 29 november 2016 om 0:08 uur per e-mail en later die dag in folio ter griffie van Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, vast te stellen dat zich in de periode vanaf 1 januari 2006 bij Inter-Burgo wanbeleid heeft voorgedaan en dat [B] als bestuurder hiervoor verantwoordelijk is. Daarbij heeft hij tevens verzocht:
a. [B] te veroordelen de onderzoekskosten te vergoeden,
b. [B] te ontslaan als bestuurder van Inter-Burgo,
c. de aandelen die [B] houdt in het kapitaal van Inter-Burgo over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, bij voorkeur aan Bekkers, vooralsnog voor een periode van twee jaren,
d. de aanstelling van Van de Weert als tijdelijk bestuurder van Inter-Burgo te handhaven tot aan het moment dat er een opvolgend tweede bestuurder van Inter-Burgo is gevonden,
e. [B] te veroordelen in de kosten van procedure.
1.7 Bij brief van 9 januari 2017 heeft mr. Abramse medegedeeld aan de Ondernemingskamer dat zij niet langer als advocaat voor [B] optreedt.
1.8 Bij brief van 25 januari 2017 heeft mr. Van der Kraan namens [A] een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling van 2 februari 2017 ingediend.
1.9 Bij brief van 26 januari 2017 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer aan mr. Van der Kraan medegedeeld dat de Ondernemingskamer geen aanleiding ziet om de mondelinge behandeling uit te stellen.
1.10 Op 31 januari 2017 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer mr. Van der Kraan bericht dat ter terechtzitting van 2 februari 2017 de vraag zal worden behandeld of [A] ontvankelijk is in zijn verzoek.
1.11 Bij brief van 1 februari 2017 heeft mr. Van der Kraan namens [A] aan de Ondernemingskamer medegedeeld dat ten gevolge van ziekte en een technische storing met betrekking tot zijn Loyens & Loeff e-mailaccount het verzoekschrift niet op 28 november 2016, maar op 29 november 2016 om 0.08 uur is ingediend. Volgens mr. Van der Kraan hebben Inter-Burgo en [B] geen nadeel ondervonden van de te late indiening. Indien zou worden geoordeeld dat [A] in zijn verzoek niet ontvankelijk is, zou dat ernstige gevolgen voor Inter-Burgo en haar werknemers kunnen hebben, aldus mr. Van der Kraan.
1.12 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 2 februari 2017. Bij die gelegenheid heeft mr. Van der Kraan het standpunt van [A] ten aanzien van (de ontvankelijkheid van) het verzoek toegelicht aan hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde aantekeningen. [A] , mr. Van der Kraan, Van de Weert en Bekkers hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt; [B] is niet verschenen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek van [A] overweegt de Ondernemingskamer als volgt.
2.2
Vast staat - [A] heeft dat ook niet betwist - dat het verzoekschrift na ommekomst van de in artikel 2:355 lid 2 BW genoemde termijn ter griffie van de Ondernemingskamer is ingekomen. Zulks brengt mee, nu de Ondernemingskamer die termijn ambtshalve moet bewaken, dat [A] niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Daaraan doet niet af dat de te late indiening het gevolg is geweest van aan de advocaat van [A] toe te rekenen omstandigheden, nu deze voor rekening en risico van [A] komen. Daaraan doet evenmin af dat Inter-Burgo en [B] door overschrijding van de termijn mogelijk geen nadeel ondervinden. Mogelijke ernstige gevolgen voor Inter-Burgo en haar werknemers leiden niet tot een ander oordeel.
2.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de Ondernemingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Ten overvloede overweegt de Ondernemingskamer dat de in de beschikking van 11 januari 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen van kracht blijven totdat de beslissing op het onderhavige verzoek onherroepelijk is geworden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart [A] niet ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 24 maart 2017.