2.1.1.[geïntimeerde] heeft (aanvankelijk samen met haar toenmalige partner [V.]) met ingang van 15 januari 2010 de woning aan de [adres] gehuurd van (de rechtsvoorgangster van) [appellante]. In juli 2015 werd [G.], die toen de partner was van [geïntimeerde], naast haar medehuurder van de woning.
2.1.2.Vanaf eind 2014 en met name in het jaar 2015 zijn met regelmaat huurachterstanden ontstaan, soms van enkele dagen, vaak van enkele weken en zelfs van enkele maanden.
2.1.3.Op 21 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter een door [appellante] tegen [geïntimeerde] en [G.] aanhangig gemaakt kort geding behandeld. [appellante] had in die procedure onder meer vanwege het structureel niet tijdig of niet volledig betalen van de huur, het laten oplopen van de huurachterstand tot drie maanden huur, en het niet nakomen van betalingstoezeggingen, de ontruiming van de woning gevorderd. Tijdens de behandeling van het kort geding hebben partijen de volgende vaststellingsovereenkomst gesloten:
1. Met ingang van 1 februari 2016 zullen de huurders de maandhuur vooruit betalen uiterlijk op de eerste van iedere maand.
2. Per 1 februari 2016 betekent dat dat een halve maandhuur wordt betaald, omdat over de maand januari 2016 is vooruitbetaald tot 15 februari 2016.
3. Huurders betalen uiterlijk per 1 februari 2016 een waarborgsom ten bedrage van een volle maandhuur tot zekerheid van toekomstige huurverplichtingen.
4. Per 1 februari 2016 zal dus een halve maand huur en de waarborgsom, een totaalbedrag van € 2.044,77, worden betaald, en per 1 maart 2016 zal de maandhuur vooruit worden betaald.
5. Indien opnieuw een achterstand ontstaat in de betaling van maandelijkse huurtermijnen zeggen huurders bij deze toe dat zij de woning leeg en ontruimd zullen verlaten, eventuele inwonende personen daaronder bergrepen, uiterlijk binnen 6 weken na het ontstaan van de achterstand.
6. (…)
7. De zaak wordt geroyeerd. Iedere partij draagt de eigen kosten.
Deze vaststellingovereenkomst is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting, welk proces-verbaal in executoriale vorm is afgegeven.
2.1.4.De huur voor de maand mei 2016 is als volgt betaald: op maandag 2 mei 2016 een bedrag van € 950,= en op dinsdag 3 mei 2016 het restant van € 413,20.
2.1.5.Na een door [appellante] aan [geïntimeerde] en [G.] aangetekend en per gewone post verzonden brief van 3 mei 2016, waarin zij onder verwijzing naar de vaststellingsovereenkomst en de te late betaling voor de maand mei 2016 heeft laten weten dat zij de woning uiterlijk per 12 juni 2016 leeg en ontruimd dienden op te leveren, heeft [appellante] contact gehad met [G.]. Daarbij heeft [appellante] de ontruimingstermijn verlengd tot 1 september 2016.