ECLI:NL:GHAMS:2017:1009

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
23-001037-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit fietstas te Haarlem

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 februari 2016. De verdachte was beschuldigd van diefstal uit een fietstas, waarbij hij op 1 december 2015 in Haarlem een hoeveelheid kinderkleding ter waarde van ongeveer 172 euro heeft weggenomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat dit niet correct was ondertekend door de griffier. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdachte dat hij de kleding zelf had gekocht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tweeënzestig dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. De beslissing is gebaseerd op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001037-16
datum uitspraak: 10 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-810390-15 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Almere , HvB Almere Binnen te Almere,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2015 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een fiets, gestald op het Anegang, heeft weggenomen een hoeveelheid kinderkleding (van H&M ter waarde van ongeveer 172 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat dit vonnis niet – zoals is bepaald in artikel 365, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering – door de griffier die bij de beraadslaging aanwezig is geweest, is ondertekend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 december 2015 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de fietstas van een fiets, gestald op het Anegang, heeft weggenomen een hoeveelheid kinderkleding (van H&M ter waarde van ongeveer 172 euro) toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak van de verdachte bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verbalisanten niet hebben gezien dat de verdachte de tas met H&M-kleding uit de fietstas van aangeefster haalde, zodat niet bewezen kan worden dat de verdachte deze tas heeft gestolen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de kleding zelf bij H&M heeft gekocht en dat hij op 1 december 2015 niet in de Anegang, de straat waar de fiets van aangeefster stond en waaraan een ingang van C&A ligt, is geweest.
Het proces-verbaal van bevindingen begint met de waarneming door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de verdachte op 1 december 2015 omstreeks 15.30 uur door de Anegang te Haarlem loopt. Het hof ziet geen reden om aan deze waarneming te twijfelen. Verbalisanten zien vervolgens dat de verdachte veel belangstelling heeft voor de vóór C&A geplaatste fietsen, waaronder naar later bleek de fiets van aangeefster. De verdachte heeft dan nog niets in zijn handen. De verdachte gaat twee minuten C&A in. Daarna zien verbalisanten de verdachte opnieuw op straat lopen, nu met een grote witte plastic tas in zijn handen. Wanneer de verdachte vervolgens in de richting van de [adres 2] loopt heeft hij niets meer in zijn handen, wat opvalt is dat zijn jas aan de voorzijde bol staat. Na aanhouding van de verdachte blijkt er een witte plastic tas onder zijn jas te zijn verstopt. Die tas blijkt kleding van H&M te bevatten. In de tas zat geen bijbehorende aankoopbon. De verdachte beschikte ook niet over de bijbehorende aankoopbon. Een kwartier nadat verbalisanten zijn begonnen de verdachte in de gaten te houden ontdekte aangeefster dat een witte plastic tas met H&M-kleding uit haar fietstas was weggenomen. Aangeefster beschikte wel over een aankoopbon waarop kleding die in de bij de verdachte aangetroffen plastic tas zat, staat vermeld.
Het door de verdachte gegeven alternatieve scenario, inhoudende dat hij de bij hem aangetroffen kleding zelf bij H&M heeft gekocht als Sinterklaascadeaus voor kinderen van zijn vriendin, acht het hof – bij gebrek aan iedere onderbouwing – niet aannemelijk. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de eerste waarneming van de verdachte en zijn aanhouding, de beperkte afstand die de verdachte in die tijd had afgelegd en de omstandigheid dat hij gedurende die tijd alleen liep, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de wegnemingshandeling zelf heeft gepleegd. Op meer gedetailleerde vragen over de maten en soort kleding die in de tas is aangetroffen, heeft de verdachte direct na zijn aanhouding, noch ter terechtzitting in eerste en tweede aanleg, kunnen of willen antwoorden. Het hof acht het ten laste gelegde daarom bewezen zoals hiervoor is weergegeven en verwerpt het gevoerde verweer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënzestig dagen, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft kleding gestolen en zich daarmee ten koste van aangeefster financieel willen begunstigen. Oplegging van een vrijheidsbenemende straf is hiervoor gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2017 is hij reeds vele malen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tweeënzestig dagen passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wettelijk voorschrift worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
62 (tweeënzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2017.
[...]

[...]

[...]